Ak H1 Planeet Aarde Flashcards

1
Q

Relatieve tijdschaal

A

Op volgorde van tijdperken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Absolute tijdschaal

A

Op leeftijd van bepaalde soorten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Catastrofetheorie

A

Geologen gingen er vanuit dat veranderingen aan het aardoppervlak vrij plotseling en op rampzalige wijze tot stand kwamen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Actualitietsbeginsel

A

Na wetenschap —> kwamen er achter dat geologische processen van nu niet veel veranderen met vroeger en dat de aarde miljarden aarde oud is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wie kwam achter het idee van plaatbewegingen en waardoor?

A
  • Alfred Wegener
  • fossielen van dieren die niet konden zwemmen, werden gevonden op continenten die gescheiden waren door oceanen
  • sporen van vroegere ijskappen van 200-300 miljoen jaar geleden gevonden in Afrika, Zuid-Amerika, India en Australië. Rond deze periode waren andere plekken een tropisch moeras. Dus deze landen moesten voordat ze uit elkaar dreven, wel in de buurt van de noordpool gelegen hebben.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ontstaan tsunami

A
  • bij subductiezone
  • aardbeving als oorzaak
    De onderschuivende plaat schiet kort terug, water wordt kort opgetild en dit veroorzaakt grote golven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hotspot

A
  • ontstaan door mantelpluim
    In de Asthenosfeer ontstaat een mantelpluim, lithosfeer beweegt hier overheen —> gevolg mantel pluim brandt vulkanische eilandjes in een rijtje door de lithosfeer heen.
  • vb: Hawaii
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

3 manieren om platentektoniek te bewijzen

A
  1. Overeenkomstige fossielen (ontdekking Alfred Wegener)
  2. Aardmagnetisme (aarde is 1 grote magneet, noord en zuid trekken elkaar aan. Ijzerdeeltjes in stollingsgesteenten worden zo aangetoond —> afwisseling is platenbeweging
  3. Satellietbeelden —> timelaps van de aarde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Exogene krachten

A
  • van buitenaf
  • erosie
  • sedimentatie
  • aardbewegingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Endogene krachten

A
  • binnen in de aarde
  • plaatbeweging
  • troggen
  • vulkanen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Sedimentgesteente

A

Bijvoorbeeld kalksteen, zandsteen
Ontstaat door samengedrukt sediment (losse resten klei, zand, grind, schelpjes)
Te veel hitte = smelten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Metamorf gesteente

A

Bijvoorbeeld leisteen, marmer
Ontstaan door sedimentgesteente + veel druk en hitte
Te vel hitte = smelten
Verwering en erosie = sediment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Stollingsgesteente

A

Bijvoorbeeld graniet, basalt
Ontstaat door afkoelen van magma
Meer hitte = smelten
Verwering en erosie = sediment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Verwering

A

Uiteenvallen, kapot gaan of afbrokkelen van gesteente onder invloed van planten of weer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Mechanische verwering

A

Gesteente valt uiteen, scheikundige samenstelling veranderd niet, blijft zelfde steen, alleen kleiner.
Door vorst: vors zet uit, steen scheurt
Door temperatuur schommelingen: steen zet steeds uit en krimpt weer, scheurt uiteindelijk
Door plantenwortels: plant groeit in gleuf van een steen, breekt er doorheen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Chemische verwering

A

Door zure regen, scheikundige samenstelling veranderd wel. Steen wordt zachter en kan oplossen

17
Q

3 factoren van massabewegingen

A
  1. Hoek vd helling
  2. Vorm van het materiaal
  3. Water verzadiging
18
Q

Erosie

A

Los materiaal wordt verplaatst

Gevolg: landschap wordt afgevlakt door de schurende werking van de losse korrels klei/grind

19
Q

3 soorten erosie

A
  1. Watererosie (rivieren worden breder)
  2. Winderosie (onderkant van steen wordt afgeschuurd)
  3. Ijserosie
20
Q

Sedimentatie

A

Los materiaal wordt tijdens transport weer ergens neergelegd

21
Q

Uitsnijden van rivieren (bovenloop)

A
Ijs, gletsjer
Diepte erosie (snijdt diep)
22
Q

Uitsnijden van rivieren (middenloop)

A

Heuvellandschap

Transport, breedte erosie (snijdt breed)

23
Q

Uitsnijden van rivieren (benedenloop)

A

Bijv Nederland, vlak landschap

Veel sedimentatie

24
Q

Hoe sneller het water stroomt…

A

Hoe dieper het uit snijdt

25
Q

Driehoekige vorm, uitmonding van een rivier

A

Rivierdelta

26
Q

V-dal

A

Uitgesneden door een rivier

27
Q

U-dal

A

Uitgesneden door gletsjer

-bijv Fjorden, is volgelopen u-dal

28
Q

Morene

A

Afzetting van door landijs of gletsjer aangevoerd en achter-gelaten materiaal

29
Q

Hydrologische kringloop

A

Proces waarbij water bij de opervlakte van de aarde nooit eindigende kringloop van verdamping, transport, condensatie en neerslag doorloopt

30
Q

Eruptie

A

Vulkaanuitbarsting

31
Q

Diepzeetrog

A

Langgerekte, diepe kloof langs de rand van duikende oceanische platen

32
Q

Horst

A

Hoger gelegen gebied tussen 2 breuken

33
Q

Slenk

A

Langgerekte gedeelte van de aardkorst dat langs breuken relatief gedaald is ten opzichte van de omgeving