AFP 6: Immuniteit, lymfatisch stelsel en mamma Flashcards

1
Q

Benoem de eigenschapen cellulaire afweer

A
  • Behoort tot de specifieke afweer
  • Richt zich op zieke, geïnfecteerde cellen
  • T-lymfocyten zorgen voor cellulaire immuniteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Benoem de eigenschappen van humorale afweer

A
  • Behoort tot de specifieke afweer
  • Richt zich op ziekteverwekkers in het lichaamsvocht zoals bloed, lymfe etc.
  • B-lymfocyten en antistoffen zorgen voor humorale immuniteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de 3 afweerlinies?

A
  • Eerste afweerlinie: fysieke barrière van huid en slijmvliezen.
  • Tweede afweerlinie: niet specifieke afweer, aangeboren afweersysteem en valt elk type ziekteverwekker aan.
  • Derde afweerlinie: specifieke afweer, verworven afweersysteem en valt 1 type ziekteverwekker aan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat hoort bij een falende afweer?

A
  • AIDS
  • Immunosuppresiva
  • Verminderende afweer bij ouderen en baby’s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat hoort bij een te heftige afweer?

A
  • Allergie en evt. anafylaxie
  • Auto-immuunziekten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is lymfe en hoe ontstaat het?

A

Lymfe is weefselvocht wat ontstaat in het begin van een capillairnetwerk waar de bloeddruk hoger is dan de osmotische waarde van het bloed.
Aan het eind van de het capillairnetwerk wordt het weefselvocht met afvalstoffen terug gezogen door osmotische druk die nu hoger is dan de bloeddruk. Ongeveer 15% v.h. weefselvocht wordt door de lymfecapillaire opgenomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoeveel L lymfe bevindt er in het lichaam?

A

3,5L waarvan 6-8L per 24u. In rust 0,3L per uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar wordt de meeste lymfe geproduceerd?

A

De helft van het lymfe wordt door de lever geproduceerd (langzame stroming). Lymfe stroomt via enkele grote lymfevaten naar het hart en komt in de v. subclavia sinistra en dextra terug in de bloedbaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de lymfeoide organen?

A
  • Lymfeknopen
  • Waldeyerring
  • Peyerplacques
  • Thymus
  • Milt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de samenstelling m.b.t. eiwit van lymfe?

A

Hangt af van het orgaan waar het ontstaat.

  • In de lever heeft het interstitium 6% eiwit (eiwitrijk) dus minder resorptie van vocht naar capillair -> veel lymfeproductie
  • Lymfe uit de spieren bestaat uit 2% eiwit (eiwitarm)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de samenstelling van weefselvocht?

A
  • Water
  • Elektrolyten precies hetzelfde als bloedplasma
  • Leukocyten
  • Moleculaire opgeloste stoffen zoals voedingsstoffen, afvalstoffen en gassen
  • Passageaire stoffen afhankelijk van soorten weefsel bijv. hormonen en vitaminen
  • Geen grote plasma-eiwitten, deze kunnen niet door de vaatwand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is oedeem en hoe ontstaat dit?

A

Oedeem is een teveel aan weefselvocht rondom de cellen

Ontstaat door:
- Druk in de capillaire is groter
- Doorlaatbaarheid van capillair is groter
- Aanzuiging is minder
- Afvoer van lymfe belemmerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Benoem de grote lymfebanen

A
  • Ductus lymfaticus dexter
  • Ductus lymfaticus sinister
  • Ductus thoracicus
  • Cisterna chyli (samenvloeiing v.d trunci lumbales en intestinales)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De ductus lymfaticus dexter krijgt lymfe van:

A
  • Rechter hoofdhelft
  • Rechter arm
  • Rechter thoraxhelft
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De ductus lymfaticus sinister krijgt lymfe van:

A
  • Linker hoofdhelft
  • Linker arm
  • Linker thoraxhelft
  • Buik
  • Beide benen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de naam van het einde van de lymfestroom?

A

Angulus venosus, bevindt zich in de hoek tussen v. subclavia en v. jugularis interna links en rechts

17
Q

Beschrijf de bouw van een lymfeknoop?

A
  • Kapsel met instroomopeningen
  • Trabekels
  • Randsinus
  • Merg met reticulair bindweefsel en lymfefollikels
  • Mergsinus
  • Hilus met arterie, vene en afvoerend lymfevat
18
Q

Wat is de functie van een lymfeknoop?

A
  • Niet specifieke immuniteit -> filteren van lymfevocht door reticulumcellen d.m.v. fagocytose
  • Specifieke immuniteit -> vorming van lymfocyten. Lymfefollikels zijn een kiemcentra voor lymfocyten met antilichamen gericht op antigenen.
19
Q

Waaruit bestaat de ring van Waldeyer?

A
  • 1x tonsilla pharyngealis (adenoïd) evt. Met tonsilla tubaria.
  • 2x tonsilla palatina
  • 1x tonsilla lingualis
20
Q

Wat is de functie van de Ring van Waldeyer?

A

Lymfatisch weefsel in de pharynx voor verdediging tegen binnendringende ziektekiemen:

  • Niet specifieke immuniteit -> filteren van lymfe
  • Specifieke immyniteit -> vorming van lymfocyten
21
Q

Beschrijf de ligging, bouw en functie van de plaques van Peyer.

A

Ligging: In de darmwand van het laatste deel van de dunne darm
Bouw: lymfatisch weefsel
Functie: verdediging tegen binnendringende ziektekiemen vanuit de darmholte (specifiek en niet specifiek)

22
Q

Beschrijft de ligging, bouw en functie van de thymus

A

Ligging: boven het hart, achter het sternum
Bouw: kapsel, trabekels, merg waarin reticulair bindweefsel met reticulumcellen en thymocyten zitten
Functie: rijping van T-lymfocyten
lymfocyt (beenmerg) - thymocyt (thymus) - T-lymfocyt (zodra in aanraking met antigen (specifieke immuniteit)

23
Q

Wat is de functie van de milt?

A
  • Filteren van bloed in rode pulpa en opruimen lichaamsvreeme stofen en verouderde erytrocyten dmv fagocytose (niet-specifiek)
  • Vorming van lymfocyten voor specifieke immuniteit in de witte pulpa
  • Bloedreservoir, rijk doorbloed orgaan.
24
Q

Benoem de ligging en de bloedvoorziening van de milt

A

Ligging: interperitoneaal, linksboven in de buik, achter de maag, tegen het diafragma en t.h.v. rib 10.

Bloedvoorziening: a. en v. lienalis

25
Q

Benoem de opbouw, functie en bloedvoorziening van de milt

A
  • Kapsel (rondom gesloten)
  • Trabekels
  • Merg met reticulumcellen
  • Hilus met a. en v. lienalis.

Witte pulpa 20% langs de vaten en miltfolikels: vorming van lymfocyten voor specifieke immuniteit.

Rode pulpa 80% reticulair bindweefsel met miltsinussen gevuld met bloed: filteren van bloed d.m.v. fagocytose door de reticulumcellen (niet-specifiek)

26
Q

Benoem de Latijnse benaming voor tepel, tepelhof en afvoergang van de tepel

A

Tepel: papilla mammae
Tepelhof: areola mammae
Afvoergang van de areola mammae: glandualae areolares of tuberculae Montgomery

27
Q

Op welke spieren liggen de mamma?

A
  • m. pectoralis major
  • m. seratus anterior
28
Q

Hoe verloopt de bloedvoorziening van de mammae?

A

Vanuit de epidermis, vanuit het diepste vaatnetwerk (op de fascie) gaan takjes naar het cutane vaatnetwerk (oppervlakkig) en vanuit deze vaatnetwerken gaan kleine bloedvaatjes naar de kliertje in de huid en zo naar de borst.

29
Q

Wat is de functie van het klierweefsel van de mammae?

A
  • Groei in puberteit (oestrogeen/progesteron)
  • Groei in zwangerschap (zwangerschapshormonen)
  • Melkproductie door prolactine
  • Melkuitdrijving door oxytocine

Functie van bindweefsel voor stevigheid door lig. suspensoria mammaria -> banden van Cooper.

Functie voor vetweefsel door corpus adiposum mammae voor de grootte.

30
Q

Laterale kwadranten voeren lymfe naar de .. lymfeklieren

31
Q

Mediale kwadranten voeren de lymfe naar de .. lymfeklieren

A

parasternale