AFP 3 Hormoonstelsel Flashcards

1
Q

Wat is een hormoon?

A

Een chemische boodschappersstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn doelwitcellen?

A

Cellen die gevoelig zijn voor een specifiek hormoon, hebben in de wand specifieke receptoren waar hormonen kunnen aanhaken, dit geeft een specifiek effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe noemen we doelwitcellen die onderdeel zijn van een orgaan?

A

doelwitorganen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een regelkring?

A

een negatieve terugkoppeling, vanuit bijv. een hormoonklier terug naar de hypothalamus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Benoem de 2 functies van de hypothalamus

A
  1. centrum van hormoonproductie
  2. centrum voor het vegetatieve zenuwstelsel, het constant houden van de homeostase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een portaal bloedvat?

A

een vat wat tussen 2 achter elkaar geschakelde capillaire netten zit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Uit welke 2 delen bestaat de hypofyse

A
  1. neurohypofyse = achterkwab
  2. adenohypofyse = voorkwab
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke 2 hormoonklieren worden zelfstandig aangestuurd

A
  1. Eilandjes van Langerhans
  2. een deel van de schildklier met bijschildklieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke 2 hormonen ontvang de neurohypofyse vanuit de hypothalamus

A
  1. ADH, antiduretisch hormoon
  2. Oxytocine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke 2 groepen hormonen worden vanuit de adenohypofyse aangestuurd

A
  1. Glandrotope hormonen
  2. effecthormonen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Benoem de 4 + a/b glandotrope hormonen

A
  1. TSH, thyroid stimulerend hormoon
  2. ACTH, adrenocorticotroop hormoon
  3. FSH, follikel stimulerend hormoon
    4A LH, luteiniserend hormoon
    4B ICSH, interstitielecellen stimulerend hormoon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Benoem de 3 effect hormonen

A
  1. STH, somatroop hormoon
  2. MSH, melanocyten stimulerend hormoon
  3. LTH of PRL, lactotroop of prolactine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke hormoonklier produceert melatonine

A

Pijnappelklier of Glandula pinealis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke hormoonklier produceert tri-jodothyronine en thyroxine

A

Schildklier of Glandula thyroidea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke hormoonklier produceert PTH/parathyroidhormoon/parathormoon

A

Bijschildklier of glandulae parathyroidea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welk hormoonklier produceert Insuline en glucagon

A

Eilandjes van Langerhans

17
Q

Welke hormoonklier produceert corticosteroiden

A

Bijnierschors of glandula suprarenalis

18
Q

Welke hormoonklier produceert adrenaline en noradrenaline

A

Bijniermerg of medulla

19
Q

Wat is geslachtsklieren in het Latijn

A

Gonaden

20
Q

Welk hormoon produceert de ovaria

A

oestrogenen en progesteron

21
Q

Welk hormoon produceert de testes

A

Androgenen

22
Q

Wat is de oorzaak van diabetes type 1

A

Eigen afweersysteem vernietigen B cellen in de eilandjes van Langerhans in de pancreas

23
Q

Wat is de oorzaak van diabetes type 2

A

Lichaamscellen raken steeds meer resistent voor insuline en vaak ook verminderde productie van insuline