AFP 1 en AFP 16 Botten arm en been overzicht Flashcards

1
Q

Benoem van de schedel het voorhoofd in Latijn

A

Os frontale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Benoem van de schedel het bovenste achterhoofd gedeelte in Latijn

A

Os parietale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Benoem van de schedel het onderste achterhoofd gedeelte in Latijn

A

Os occipitale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Benoem de zijkant van de schedel in Latijn

A

Os temporale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Benoem het jukbeenderen gedeelte van de schedel in Latijn

A

Os zygomaticum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Benoem de bovenkaak in Latijn

A

Maxilla

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Benoem de onderkaak in Latijn

A

Mandibula

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Benoem van de schedel het neusgedeelte in Latijn

A

Os nasale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Benoem het grootste botgedeelte van het heupbeen

A

Os ileum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Benoem het darmbeen van het heupbeen

A

Os ischii

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Benoem het schaambeen van het heupbeen

A

Os pubis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Benoem de schedel in het Latijn

A

Cranium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Benoem de nekwervels in het Latijn

A

Vertebra cervicalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Benoem de borstwervels in Latijn

A

Vertebra thoracalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Benoem de onderrugwervels in Latijn

A

Vertebra lumbalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Benoem het heiligbeen in het Latijn

A

Os sacrum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Benoem het stuitje of staartbeen in Latijn

A

Os coccygis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Benoem het schouderblad in Latijn

A

Scapula

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Benoem het sleutelbeen in Latijn

A

Clavicula

20
Q

Benoem de ribben in het Latijn

A

Costa

21
Q

Benoem het borstbeen in Latijn

A

Sternum

22
Q

Benoem de bovenarm in Latijn

A

Humerus

23
Q

Benoem het spaakbeen, duimzijde in Latijn

A

Radius

24
Q

Benoem de ellepijp, pinkzijde in Latijn

A

Ulna

25
Q

Benoem de pols of de handwortelbeenderen in Latijn

A

Ossa carpalia

26
Q

Benoem de middenhandsbeenderen in Latijn

A

Ossa metacarpalia

27
Q

Benoem de vingerkootjes in Latijn

A

Phalanx manus

28
Q

Benoem het bovenbeen in Latijn

A

Femur

29
Q

Benoem de knieschijf in Latijn

A

Patella

30
Q

Benoem de scheenbeen in Latijn

A

Tibia

31
Q

Benoem het kuitbeen in Latijn

A

Fibula

32
Q

Benoem de voetwortelbeenderen in Latijn

A

Ossa tarsalia

33
Q

Benoem de middenvoetsbeenderen in Latijn

A

Ossa metatarsalia

34
Q

Benoem de teenkootjes in Latijn

A

Phalanx pedis

35
Q

Benoem de 5 functies van het skelet

A
  1. steun
  2. bewegen
  3. bescherming vitale organen
  4. weefselvorming
  5. reservoir voor mineralen
36
Q

Benoem de opbouw van botweefsel (3)

A
  1. het periost
  2. substantia compacta
  3. substantia spongiosa
37
Q

Waar zitten de osteonen en wat is de functie

A

zit in het substantia compacta, zorgen voor stevigheid

38
Q

Benoem de 3 cellen van het botweefsel en hun functie

A
  1. osteoblasten, bouwen botweefsel
  2. osteocyten, komen vast te zitten in de lamellen van het botweefsel
  3. osteoclasten, knagen kanaaltjes door het botweefsel en breken het botweefsel af
39
Q

Benoem de verschillen tussen kraakbeen en bot

A

kraakbeen –> kraakbeencellen = chondrocyten, tussenstof = chondrine en is niet goed doorbloed
bot –> botcellen = osteocyten, tussenstof = collagene vezels en zouten, is goed doorbloed

40
Q

Hoe noemen we de kop van een pijpbeen

A

epifyse

41
Q

Hoe noemen we een groeischijf van een pijpbeen

A

epifyse schijf

42
Q

hoe noemen we het middenstuk van een pijpbeen

A

diafyse

43
Q

Benoem de 3 soorten botten

A
  1. pijpbeenderen
  2. platte beenderen
  3. korte en onregelmatige beenderen
44
Q

Benoem de 5 soorten botverbindingen en een voorbeeld

A
  1. junctura fibrosa, bindweefsel bijv. tand
  2. membrana interossea, membraan bindweefsel bijv. onderarm
  3. suturae, schedelnaden
  4. junctura cartilaginea, kraakbeen ribben en staartbeen
  5. junctura synovialis/articulatio, gewricht
45
Q
A