AFP 11 organen van de buik Flashcards

1
Q

Benoem de opbouw van de wand van het spijsverteringskanaal

A
  1. mucosa –> muscularis mucosae
  2. submucosa muscularis –> stratum circulaire en stratum longitudinale
  3. serosa –> peritoneum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Benoem 7 delen van de maag

A
  1. cardia
  2. fundus
  3. corpus
  4. antrum
  5. pylorus
  6. curvatura major
  7. curvatura minor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

benoem de 3 spierlagen van de maag

A
  1. schuine spierlaag
  2. circulaire spierlaag
  3. longitudinale spierlaag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de maag heeft een onwillekeurige innervatie, benoem het parasympatische van de maag

A

word geinnerveerd door de n. vagus, stimuleert secretie en motoriek en verwijdt sphincters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de maag heeft een onwillekeurig innervatie, benoem de sympatische van de maag

A

via het ganclion coeliacum, remt motoriek, vernauwt sphincters en bloedvaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Benoem de 4 functies van de maag

A
  1. opslag
  2. kneding (door extra spierlaag)
  3. vertering
  4. ledeging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

benoem de 3 delen van de dunne darm

A
  1. duodenum
  2. jejunum
  3. ileum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

benoem de 5 delen van het duodenum

A
  1. bulbus duodeni of ampulla
  2. pars decendens met papilla duodeni major / papil van vater
  3. pars horizontalis
  4. pars ascendens
  5. flexura duodenojejunalis met lig.van treitz
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is het verschil tussen jejunum en ileum

A

slijmvliespatroon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

benoem de 4 functies van de dunne darm

A
  1. kneding
  2. vertering
  3. resorptie van alle voedingsstoffen
  4. transport
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

benoem de 8 delen van het colon

A
  1. colon caecalis / cecum / blinde darm
  2. colon ascendens
  3. flexura hepatica
  4. colon transversum
  5. flexura lienalis
  6. colon descendens
  7. colon sigmoideum
  8. colon rectalis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is de valvula ileocaecalis / klep van bauhin

A

de opening van ileum naar cecum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is kenmerkend van de colon wand

A

muscula longitudinale spierlaag is niet rondom maar in stroken = taenia coli, bij het rectum zitten wel weer circulaire longitudinale spierlaag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

benoem de 3 functies van het colon

A
  1. resorptie vnml vocht (indikken)
  2. transport
  3. opslag vnml in rectum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welke 3 organen van het spijsverteringskanaal komen met een afvoerbuis in de papil van vater

A
  1. lever
  2. galblaas
  3. alvleesklier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoe heten de 2 ligamenten van de lever die ventraal liggen

A
  1. lig. falciforme
  2. lig. teres hepatis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

hoe heet het dorsale dubbelblad peritoneum aan de dorsale kant van de lever

A

omentum minus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

onderaan de lever zit de lever hilus met 3 structuren (DRALVA)

A
  1. a hepatica (links)
  2. v. portae (achter)
  3. ductus hepatocus (rechts)
19
Q

benoem de 3 functies van de lever

A
  1. verwerken voedingsstoffen
  2. productie naar de venen
  3. afvalstoffen naar de galwegen
20
Q

waar zit het peritoneum parietale

A

tegen de buikwand

21
Q

waar zit het peritoneum viscerale

A

geplakt aan organen

22
Q

wat is mesenterium

A

een dubbelblad van peritoneum

23
Q

wat is word de v. umbilicalos na de geboorte

A

lig. teres hepatis

24
Q

hoe heet de uitstulping van het mesenterium dorsale van achter de maag, dus aan de curvatura major en bevat 4 lagen van peritoneum

A

omentum majus

25
Q

hoe heet de holte achter de maag

A

bursa omentalis

26
Q

hoe heet het dorsale mesenterium van de dunne darm

A

radix mesenterii

27
Q

benoem 6 organen / delen van die intraperitoneaal liggen

A
  1. maag
  2. lever
  3. jejunum
  4. ileum
  5. colon transversum
  6. colon sigmoideum
28
Q

benoem 6 organen / delen die retroperitoneaal liggen

A
  1. duodenum
  2. pancreas
  3. colon ascendens
  4. colon descendens
  5. colon rectalis
29
Q

als een persoon staat, hoe heet dan het laagste punt van het lichaam, waar kans is op vochtophoping, bij een man en vrouw

A

man = excavatio rectovesicalis
vrouw = excavatio recto uterina / ruimte van douglas

30
Q

hoe heet het ligament ventraal van de buikwand naar de lever

A

lig. falciforme

31
Q

hoe heet het mesenterium wat loopt van achter de lever naar de maag

A

omentum minus

32
Q

hoe heet het dorsale mesenterium/ligmament wat van de maag naar milt loopt

A

ligamentum gastrolienale

33
Q

hoe heet het ligament/ dorsaal mesenterium wat van de milt naar de pacreas/ nieren loopt

A

ligamentum lienorenale

34
Q

welke 3 delen/organen ontstaan uit de voordarm

A
  1. oesophagus
  2. maag
  3. duodenum
35
Q

welke 2 delen ontstaan uit de middendarm

A

dunne darm en 1ste helft colon

36
Q

welk deel ontstaat uit de einddarm

A

het 2de deel van het colon

37
Q

hoe is de bloedvoorziening embryonaal bij de voordarm

A

a. coeliaca

38
Q

hoe is de bloedvoorziening embryonaal bij de middendarm

A

a. mesenterica superior

39
Q

hoe is de bloedvoorziening embryonaal bij de einddarm

A

a. mesenterica inferior

40
Q

welke arterien lopen tussen het mesenterium in (2)

A
  1. a. mesenterica superior
  2. a. mesenterica inferior
41
Q

bij een volwassen persoon ontspringen 3 arterien uit de aorta

A
  1. truncus coeliacus voor bovenbuik
  2. a. mesenterica superior voor dunne darm en 1ste helft colon
  3. a. mesenterica inferior voor laatste helft colon
42
Q

de truncus coeliacus voor de bovenbuik heeft ook 3 vertakkingen

A
  1. a. gastrica sinistra loopt langs curvatura minor van maag
  2. a. splenica/lienalis naar milt
  3. a. hepatica communis naar lever, duodenum, onderkant maag en pancreas
43
Q

Benoem het verloop van de galwegen (5)

A
  1. Ductus hepaticus
  2. Ductus cysticus
  3. Vesica fellae
  4. Ductus choledochus
  5. Papil van Vater