ADHD Flashcards
DSM-V ADHD
A) Dimensie 1: Onoplettendheid
- Niet voldoende aandacht schenken aan details en achteloze fouten maken
- Moeite om aandacht bij taak of spel te houden
- Lijkt niet te luisteren als hij direct aangesproken wordt
- Volgt aanwijzingen niet op en slaagt er niet in om taken af te maken
- Moeite met organiseren van taken of activiteiten
- Vermijdt vaak om, heeft een afkeer van, of is onwillig om zich bezig te houden met taken die een langdurige geestelijke inspanning vereisen
- Raakt vaak dingen kwijt die nodig zijn voor taken of bezigheden
- Wordt makkelijk afgeleid door uitwendige prikkels
- Is vaak vergeetachtig tijdens dagelijkse bezigheden
Dimensie 2: hyperactiviteit/impulsiviteit
- Beweegt vaak onrustig met handen en voeten of draait in zijn stoel
- Staat op in de klas of in andere situaties waar verwacht wordt dat men op zijn plaats blijft
- Kan moeilijk rustig spelen of zich bezig houden met ontspannende activiteiten
- Rent vaak rond of klimt overal op in situaties waar dit ongepast is
- Is vaak ‘in de weer’ of ‘draaft maar door’
- Praat vaak excessief veel
- Gooit het antwoord er al uit voor de vragen afgemaakt zijn
- Heeft vaak moeite op zijn/haar beurt te wachten
- Stoort vaak anderen of dringt zich op
B) Minstens 6 van de 9 criteria voor minstens één van beide dimensies ( 5 vanaf 17j)
C) Gedurende minstens 6 maand aanwezig
D) In gradatie die onaangepast is en niet overeenstemt met het ontwikkelingsniveau
E) Negatieve impact op sociale, schoolse of werkgebonden activiteiten
F) Voor 12j aanwezig
G) Aanwezig in 2 meer leefomgevingen
H) Kunnen niet verklaard worden door een andere diagnose
Comorbiditeit en DD ADHD
1) Comorbiditeit:
- Gedragsproblemen
- ASS
- Leerstoornissen
- Slaapproblemen
- Ticstoornissen
- Bedplassen
- Motorische problemen
- Stemmings- en angstproblemen
DD:
- Lichamelijke aandoeningen
- Neurobiologische ontwikkelingsstoornis
- Psychiatrische stoornissen
- Psychosociale problemen
Etiologie ADHD
1) Genetische factoren:
- Ouder met ADHD -> kind heeft 8x meer kans
- Broer/zus met ADHD -> kind heeft 4x meer kans
- Verschillende genen
2) Omgevingsfactoren
- Zwangerschap: roken; alcohol & cocaïne, stress & angst
- Perinataal: stuitbevalling, laag geboortegewicht, permaturiteit, te kleine hoofdomtrek, zuurstoftekort
- Postnataal: Biologische factoren & psychosociale factoren (langdurige verwaarlozing)
3) Neurobiologische factoren
- Anatomische verschillen: Volumeverschillen in hersenschors en minder verbindingen in witte hersenstof
- Verschillen in hersenactiviteit: kleinere reactie op zintuigelijke prikkels en verminderde vrijzetting NT
4) Neuropsychologische factoren
a) Executief functioneren
- Verminderde responsinhibitie
- Minder goed werkend werkgeheugen
- Minder goed in plannen (= elementen splitsen en samenbrengen)
b) Motivationeel functioneren: verkiezen van kleine onmiddellijke beloningen boven grotere uitgestelde beloningen en hebben vaak langer beloning nodig om gedrag te blijven stellen
- Impulsieve drank naar onmiddellijke beloning
- Shorter delay of reinforcement gradient: hoe trager je reageert op gedrag, hoe minder groot het effect van de beloning/straf. Bij ADHD is deze tijd nog korter
c) Toestandregulatie: verstoord
- In ideale omstandigheden: geen verschil tussen normaal en ADHD
- In suboptimale omstandigheden: extra motivatie nodig om tot zelfde resultaat te komen als kinderen. De batterij met extra energie is sneller op
d) Tijdsprocessen:
- Weinig besef van tijd: vooral ‘nu’ en ‘niet nu’
- Minder goed inschatten van tijd
- Snellere interne klok
Behandeling ADHD
1) Psycho-educatie: verwachtingen aanpassen
2) (Gedrags)interventies
- Ouders: aanpassingen thuiscontext en oudertraining
- Leerkracht: aanpassingen schoolcontext en leerkrachttraining
- Kind: cognitieve gedragstherapie, vaardigheidstraining, neurofeedback of voedingssupplementen
3) Medicatie