ABB🟥🟦🟦 Flashcards
DRINKEN
DRONK-GEDRONKEN
VINDEN
VOND-GEVONDEN
BEGINNEN
BEGON-BEGONNEN
BLIJVEN
BLEEF-GEBLEVEN
KIJKEN
KEEK-GEKEKEN
STIJGEN
STEEG-GESTEGEN
SCHRIJVEN
SCHREEF-GESCHREVEN
BRENGEN
BRACHT-GEBRACHT
DENKEN
DACHT GEDACHT
VERLIEZEN
VERLOR-VERLOREN
KIEZEN
KOOS-GEKOZEN
ZWEMMEN
ZWOM-GEZWOMMEN
KLINKEN
KLONK-GEKLONKEN (suonare)
KLIMMEN
KLOM-GEKLOMMEN (arrampicarsi)
STINKEN
STONK-GESTONKEN (puzzare)
ZINGEN
ZONG-GEZONGEN (cantare)
SPRINGEN
SPRONG-GESPRONGEN (saltare)
KRIMPEN
KROMP-GEKROMPEN (RESTRINGERSI)
DRINGEN
DRONG-GEDRONGEN (spingere)
DWINGEN
DWONG-GEDWONGEN (COSTRINGERE)
SCHENKEN
SCHONK-GESCHONKEN (regalare)
ZENDEN
ZOND-GEZONDEN (inviare)
KRIJGEN
KREEG-GEKREGEN (ricevere)
RIJDEN
REED-GEREDEN (guidare)
SNIJDEN
SNEED-GESNEDEN (tagliare)
ZWIJGEN
ZWEEG-GEZWEGEN (tacere)