Aardrijkskunde hoofstuk 5 Flashcards

India

1
Q

aanlandige wind

A

wind vanaf zee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

aflandige wind

A

wind vanaf land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

arbeidsmigrant

A

Iemand die ergens anders gaat werken vanwege gebrek aan werk en geld in zijn eigen gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bevolkingsdiagram

A

staafdiagram met de leeftijdsopbouw van de bevolking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bondsstaat

A

Een land met 1 centrale regering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

braindrain

A

het vertrek van goedopgeleide mensen naar het buitenland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

BRICS-landen

A

verzamelnaam voor de vijf opkomende landen Brazilië, Rusland, India, China en Zuid-Afrika

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

centrumland

A

hoogontwikkeld, rijk land met veel politieke en economische macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

corioliseffect

A

Wind op noordelijk halfrond afwijking naar rechts en op het zuidelijk halfrond naar links

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

deelstaat

A

Gebied binnen een land dat voor een deel zelfbestuur heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

demografische druk

A

De verhouding tussen de productieve en de niet- productieve leeftijdsgroep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

dienstensector

A

alle bedrijven die diensten verlenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

duale economie

A

Een land met een modern ontwikkeld deel en een traditioneel, achtergebleven deel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

economische globarisering

A

Globarisering waarbij de nadruk ligt op de groeiende internationale handel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

exploitakatiekolonie

A

Kolonie die Europeanen gebruikten om er zelf voordeel ban te hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

federatie

A

Een land met één centrale regering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

gated community

A

zwaarbewaakte woonwijk met hoge muren of hek eromheen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

geboortecijfer

A

Het gemiddelde aantal levendgeborenen per duizend inwoners per jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

globarisering

A

Het proces van internationale uitwisseling van mensen, goederen, geld en informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

groeiland

A

opkomend land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

groene druk

A

Een land met veel jonge mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hindoeïsme

A

Goddienst waarbij men geloofd in meerdere goden en wedergeboorte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

hogedrukgebied

A

Gebied met teveel lucht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

hoogvlakte

A

vlak of zachtgolvend gebied dat meer dan 500 m hoog ligt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hdi/ imo

A

Cijfer dat aangeeft hoe hoog een land scoort op het bnp per inwone, levensverwachting en analfabetisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

informele sector

A

Slecht betaald werk in de dienstensector

27
Q

kastenstelsel

A

indeling van de Indiase samenleving in verschillende sociale groepen

28
Q

kolonie

A

Gebied in een ander werelddeel dat in bezit is van een Europees land

29
Q

krottenwijk

A

Een wijk met slechte huizen weinig voorzieningen en onzekerheid

30
Q

lagedrukgebied

A

Gebied met tekort aan lucht

31
Q

lagelonenland

A

land met lage arbeidskosten

32
Q

leeftijdsopbouw

A

De samenstelling van de bevolking in verschillende leeftijdsgroepen

33
Q

lijzijde

A

droge kant van de berg

34
Q

lingua franca

A

taal die op grote schaal als voertaal wordt gebruikt

35
Q

loefzijde

A

natte kant van de berg

36
Q

middenklasse

A

groep mensen met een gemiddeld inkomen

37
Q

moederland

A

staat die gezag uitoefent over een kolonie

38
Q

moesson

A

half jaarlijks van richting wisselende wind

39
Q

ontwikkelingskenmerk

A

kenmerk waarbij je de armoede of rijkdom in een gebied kunt meten

40
Q

opkomend land

A

land dat nog niet echt ontwikkeld is

41
Q

outsourcing

A

het uitbesteden van werk aan een ander bedrijf

42
Q

passaat

A

oostelijke wind die richting het lagedrukgebied bij de evenaar waait

43
Q

periferie

A

De arme landen die gekenmerkt worden

44
Q

politiek systeem

A

manier waarop een staat wordt bestuurd

45
Q

primaire sector

A

werk waarbij producten rechtstreeks uit de natuur worden gehaald

46
Q

pullfactor

A

reden die een gebied aantrekkelijk maakt voor migranten

47
Q

pushfactor

A

reden om te verhuizen uit een gebied

48
Q

regenschaduw

A

de lijzijde van de berg

49
Q

regionale ongelijkheid

A

verschillen in welvaart tussen het ene en het andere gebied

50
Q

savanne

A

landschap in de tropen

51
Q

semiperiferie

A

landen die niet rijk en niet arm zijn

52
Q

sociale ongelijkheid

A

verschillen in welvaart en ontwikkelingskansen tussen groepen mensen in een gebied

53
Q

speciale economische zone

A

gebied waar buitenlandse bedrijven zich vrij mogen vestigen en weinig belasting betalen

54
Q

stad

A

een concentratie van mensen en hun activiteiten op een bepaalde plek

55
Q

steppe

A

droog gebied

56
Q

stijgingsregen

A

regen bij de evenaar die ontstaat door opwarming van de lucht, waardoor die lucht gaat stijgen en afkoelen

57
Q

stuwingregen

A

Neerslag die ontstaat door stijgende lucht tegen een gebergte

58
Q

tertiaire sector

A

alle bedrijven die diensten verlenen

59
Q

urbanisatiegraad

A

het percentage stedelingen in een land

60
Q

urbanisatietempo

A

de snelheid waarmee de urbanisatiegraad toeneemt

61
Q

vestigingskolonie

A

kolonie waar de Europeanen zich blijvend vestigen

62
Q

vluchtsector

A

slecht betaald werk in de dienstensector

63
Q

vruchtbaarheidscijfer

A

het gemiddelde aantal kinderen dat een vrouw krijgt

64
Q

wet van buys ballot

A

afwijking naar rechts op het noordelijk halfrond en naar links op het zuidelijk halfrond