aardrijkskunde Flashcards

1
Q

landschapsvormende lagen naar sferen

klimaat ->
reliëf ->
water ->
nat. plantengroei ->

A

atmosfeer (temperatuur, wolken)
geosfeer (gebergte, klei, zand)
hydrosfeer (oceaan, gletsjers
biosfeer (mensen, bacterie, virus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe beïnvloed de mens deze 4 sferen?

A

atmo. CO²
geo. ontginning
hydro. waterpeil
bio. bomen omkappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

leg uit: het systeem Aarde

A

de onderlinge interacties tussen de sferen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

atmosfeer

hoe heet het onderste deel van de atmosfeer?

wat wordt hier dan bepaald?

A

de troposfeer

het weer en het klimaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

biosfeer

we kunnen de biosfeer onder 4 groepen verdelen
welke?

A

mensen, bacteriën, planten, schimmels

virussen worden ook tot de biosfeer gerekent ookal leven ze niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

geosfeer

hoe heten de buitenste lagen van de planeet?

A

lithosfeer en de mantel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

geosfeer

stenen kunnen vier dingen
welke?

A

verweren (afbrokkelen)
eroderen (afslijten)
transporteren (vervoeren)
sedimenteren (afzetten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hydrosfeer

waar vinden we zoet en zout water

A

zoet - rivieren, lucht, ondergronds
zout - zeeën, oceanen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

leg uit: de sferen zijn dynamisch

A

ze veranderen voortdurend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe wordt de samenhang van de sferen genoemd

A

cyclus of kringloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe wordt de invloed van sferen op elkaar genoemd

A

een flux

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat betekent de Goldilock zone

A

leefbare planeet; onze Aarde staat net ver genoeg van de zon waardoor we niet smelten of bevriezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welke rollen hebben de sferen in de koolstofcyclus

A

atmosfeer: houdt de CO² vast
biosfeer: fotosynthese
hydrosfeer: fotosynthese
geosfeer: door fossiele brandstoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is een systeem?

A

een systeem is een complex geheel, waarbij kleinere verbonden onderdelen met elkaar samenwerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

geef een vb van een natuurlijk broeikaseffect uit het dagelijks leven

A

een serre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

bevolkingsevolutie

wat wordt er bedoeld met een hockeystickcurve

A

het plotselinge stijgen van de bevolking

de grafiek lijkt op een neerliggende hockey stick ___/

17
Q

wat is de Great Acceleration

A

de sterke groei van de bevolking en dus ook een sterk groeiende economie

18
Q

hoe wordt het geboortecijfer berekent?

A

aantal kinderen per 1000 inwoners gedurende 1 jaar in een bepaald gebied

19
Q

wat is het vruchtbaarheidscijfer

A

gemiddelde aantal kinderen per vrouw

20
Q

geboortecijfer > sterftecijfer
geboortecijfer < sterftecijfer

A

geboorteoverschot
sterfteoverschot

21
Q

wat zijn oorzaken van de sterk stijgende levensverwachtingen

A
  • verbeterde hygiëne
  • meer voedsel beschikbaar
  • vrede
  • betere geneeskunde

INDUSTRIËLE REVOLUTIE 18DE EEUW

22
Q

het demografisch transitiemodel

beschrijf fase 1

A

zowel gc als sc liggen hoog waardoor een weinig tot geen groei is

23
Q

het demografisch transitiemodel

beschrijf fase 2

A

een hoog gc samen met een snel dalend sc waardoor er een bevolkingsexplosie ontstaat

24
Q

het demografisch transitiemodel

beschrijf fase 3

A

een afnemend gc en een traag dalend sc waardoor de groei vertraagt

25
Q

het demografisch transitiemodel

beschrijf fase 4

A

zowel gc als sc liggen laag waardoor er weinig tot geen groei is

26
Q

het demografisch transitiemodel

beschrijf fase 5

A

zeer laag gc en een laag sc (sterfteoverschot) traag afnemende groei

27
Q

geef de socio-economische verklaringen van fase 4

A
  • de vrouw studeert langer
  • huwelijken dalen
  • leeftijd van vrouwen bij huwen stijgt
  • kinderen plannen gaat gemakkelijker
  • het aantal echtscheidingen neemt toe
28
Q

bij fase 3

wat is het vrouwenemancipatie

A

een wereldwijde beweging voor gelijke rechten op alle domeinen

29
Q

wat zijn centrumlanden, periferie en semi-periferie

A

centrumlanden - meest ontwikkelt
periferie - fase 2 - minst ontwikkelt
semi-periferie - zijn volop aan het ontwikkelen