Aanvulzinnen 26-50 Flashcards
Zin 26
Arif wacht op de bus.De bus komt……
Arif waits on the bus.The bus comes…..too late.
ANSWER: TE LAAT.
Zin 27
Arjun moet elke dag reizen naar zijn werk.Hij werkt in…..
Arjun must every day travel to his work.He works in……the construction.
ANSWER: DE BOUW.
Zin 28
Arnold is schoonmaker.Hij werkt in…..
Arnold is cleaner.He works in……the hospital.
ANSWER: HET ZIEKENHUIS.
Zin 29
Ayla eet haar ontbijt snel op.Ze heeft….
Ayla eats het breakfast quick.She has….hurry.
ANSWER: HAAST
Zin 30
Aziz loopt elke dag.Hij loopt naar…
Aziz walks every day.He walks to…….his work.
ANSWER: ZIJN WERK.
Zin 31
Barry is geslaagd voor zijn examen.Hij krijgt….
Barry is passed for his exam.He gets….a diploma.
ANSWER: EEN DIPLOMA.
Zin 32
Bart gaat bijna elke dag met de auto.Hij rijdt dan naar…..
Bart goes almost every day with the car.He drives than to….his work.
ANSWER: ZIJN WERK.
Zin 33
Berat geeft les.Hij verteld over….
Berat gives lesson.He tells about…the language.
ANSWER: DE TAAL.
Zin 34
Bilal gaat naar de bioscoop.Hij gaat met zijn…..
Bilal goes to the cinema.He goes with his…..friends.
ANSWER: VRIENDEN.
Zin 34
Bob houdt niet van zwemmen.Hij gaat liever….
Bob like not to swim.He goes rather…..cycling.
ANSWER: FIETSEN.
Zin 36
Brenda doet een opleiding.Ze moet iedere avond…
Brenda does a training course.She must every evening…..study.
ANSWER:STUDEREN
Zin 37
Cai werkt met hout.Hij maakt….
Cai works with wood.He makes….a table.
ANSWER: EEN TAFEL.
Zin 38
Carla drinkt een glas water.Ze doet dat….
Carla drinks a glass water.She does that…..Quick.
ANSWER:SNEL.
Zin 39
Carlos gaat vroeg slapen.Hij is…..
Carlos goes early sleep.He is……tired.
ANSWER: MOE.
Zin 40
Carlos is vrij.Hij gaat…..
Carlos is free.He goes…..shopping.
ANSWER: WINKELEN.