Aantekeningen werkgroepen Flashcards

1
Q

ANNA

A

altijd nagaan nooit aannemen

ziet op attitude van mediator. oftewel: objectieve dingen die je ziet, moet je verifiëren, niet uitgaan van subjectieve hypotheses

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

LSD

A

luisteren, samenvatten, doorvragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer helpt LSD goed?

A

tijdens conflict hebben mensen limbisch brein, LSD kan ervoor zorgen dat mensen weer naar elkaar gaan luisteren en rationeler gaan denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Samenvatten kan op twee zaken:

A
  • inhoud
  • emotie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Herformuleren

A

als men verwijten gaat maken, kan de mediator dat vertalen naar wensen

bv.: ‘je bent altijd te laat’ = ‘je vindt het belangrijk dat mensen zich aan hun afspraken houden en op tijd komen’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom is het onderscheid tussen objectief en subjectief belangrijk voor de mediator?

A

mediator is een persoon met eigen normen en waarden. deze dient hij aan de kant te schuiven (ANNA!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Verschil tussen objectief denken door een mediatoir en in juridisch opzicht

A

rechter kijkt objectief naar geschil aan de hand van de feiten

mediator doet niets met stukken; gaat niet over feiten, maar over inhoud en aangaan van gesprek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Zijn feiten van belang bij mediation?

A

niet zo zeer, verhaal van partijen is van belang

= bij faciliterende mediator

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Conflictstijl

A

Thomas & Gildan

  • toegeven
  • forceren
  • vermijden
  • probleem oplossen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom is het van belang dat de mediator de conflictstijl van personen in acht houdt?

A

mensen gedragen zich anders in conflict. LSD kan van belang zijn, hypotheses checken

LSD kan dan handig zijn; uit mond mediator klinkt vaak al heel anders dan uit mond andere partij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Drie manieren van partialiseren:

A
  1. dingen uit elkaar trekken (ten eerste, ten tweede)
  2. ambivalentie
  3. verhalen naast elkaar leggen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ambivalentie

A

als de mediator iemand ziet twijfelen: noemt de verdeeldheid

‘ik hoor ja, maar ik zie ook een deel van je die wat anders zegt / twijfelt. Klopt dat?’

verdeeldheid van een persoon kan het conflict stagneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Belangrijke kenmerken exploratiefase

A
  • verhaal vertellen (standpunten)
  • emoties
  • communicatie
  • feiten (voor een klein deel)
  • belangen op papier zetten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat gebeurt er na de startfase?

A

tekenen MOVK

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat voor soort vragen stelt de mediator niet?

A

therapeutische vragen (over emotie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

IEI

A

Inhoud, Emotie, Intentie

reflecteren op wat er gezegd wordt, dus:

  • inhoud bv. ‘wat je zegt is…’
  • emotie bv. ‘ik heb de indruk dat je je daarbij … voelt. klopt dit?’
  • intentie bv. ‘zeg je daarmee eigenlijk dat…’
17
Q

Metacommunicatie

A

communicatie over communicatie

wordt ingezet als communicatie verstoord is

18
Q

Drie vormen ruziepatronen

A
  • interpunctie
  • symmetrische escalatie
  • dwang- en terugtrekgedrag
19
Q

Interpunctie

A

‘ja, maar jij’

patroon waarmee partijen niet verder komen

20
Q

Belangrijk in de startfase is:

A
  • commitment
  • wie zit aan tafel, zijn dit de partijen, doen ze dit vrijwillig?
  • afsluiten met MOVK
21
Q

Vaardigheden die de mediator kan gebruiken:

A
  • partialiseren
  • LSD
  • metacommunicatie
  • IEI
  • herformuleren
22
Q

Kantelfase (‘kantelen’)

A

het punt dat we van ‘ik tegen jij’ naar ‘wij samen tegen het probleem’ gaan

of: van verleden naar toekomst

23
Q

Drie vragen bij de kantelfase

A
  1. liggen alle belangen op tafel?
  2. zit er nog iets dwars?
  3. zijn jullie bereid om samen te zoeken naar oplossingen in wederzijds belang?
24
Q

BAZO

A

beste alternatief zonder oplossing

bepaalt uiterste van partijen

25
Eerlijke procedure
bv: lootjes trekken procedure waaruit geen voordeel te trekken is; partijen zijn gelijk
26
Objectieve criteria
iets wat partijen allebei objectief vinden, zoals Trema-normen alimentatie, smartengeldgids