A8 - HC. 4 Nierfunctie Flashcards
Drie functies van de nieren
Filtratie, water-zout balans, afgifte hormonen
Hilus
Waar vaten en ureter (urineleider) binnen/buiten gaan
Buitenzijde nier
Cortex (schors)
Binnenzijde nier
Medulla (merg) met piramiden renalis
Functionele eenheden van een nier
Nefronen
Onderdelen nefronen, noem er 8
Afferente arteriole,
Glomerulus,
Kapsel van Bowman,
Efferente arteriole,
Proximale tubulus
Lus van Henle
- tubulus descendens
- tubulus ascendens
Distale tubulus
Tubulus colligens
Nierlichaampje
Glomerulus en kapsel van Bowman
Afferente arteriole, functie en werking
Zo komt bloed in het nierlichaampje.
- Hoge hydrostatische druk
- Lage colloid osmotische kapseldruk
–> excretie van bloedplasma uit capillairen
–> grote eiwitten blijven achter –> osmotische druk neemt toe
–> veel van water wordt weer opgenomen
–> efferente arteriole
Waarom blijven sommige eiwitten achter?
Endotheelcellen van capillairen hebben negatieve suikergroepen –> grote negatieve eiwitten moeilijk naar buiten
Autoregulatie
Nieren kunnen eigen bloeddoorstroming regelen -> onafh. van lichaam
Reabsorptie
Proximale tubulus zorgt voor reabsorptie. Alleen goede stoffen, geen afvalstoffen ofc
Water- en zoutregulatie
Lus van Henle, osmolariteit (conc. osmotisch actieve stoffen in oplossing)
Verschillende soorten oplossingen
Isotone, hypertone, hypotone
Isotone oplossing
twee oplossingen hebben dezelfde osmotische waarde
Hypertone oplossing
oplossing met hoogste osmotische waarde wanneer oplossingen verschillen
Hypotone oplossing
oplossing met laagste osmotisch waarde wanneer oplossingen verschillen
Soorten nefronen
Corticale, juxtamedullaire
Corticale nefronen
met nierlichaampje in de cortex en lus van Henle tot net in de medulla
Juxtamedullaire nefronen
met de lus van Henle tot diep in het merg
nog niet af!!!