9 Flashcards
1
Q
Te doodmaken
A
To kill
2
Q
Afschrikten
A
To deter
3
Q
Het was bijna jammer
A
It was almost a shame
4
Q
Onprettig
A
Unpleasant
5
Q
Pels
A
Fur
6
Q
Met een pijl erin
A
With an arrow it in
7
Q
Ik schiet in de lach
A
I burst in laugher
8
Q
Ik pak het aan
A
I take it
9
Q
Trek de pijl eruit
A
Pull the arrow out
10
Q
Houd het gat in de korst
A
Hold the hole in the crust
11
Q
En adem de geur in
A
And breath in the fragrance
12
Q
Wat heeft het je gekost?
A
How much did it cost you?
13
Q
Volgens mij
A
In my opinion
14
Q
We moeten er wel grappen over maken
A
We have to joke about it
15
Q
Daarom lijken mijn moeder en Prim er nooit bij te horen, met hun lichte haar en blauwe ogen
A