4 Flashcards
afspelen
to play (a recording) / to happen, to take place
inheemse (adj)
native
zich aan te sluiten (bij me, hem, haar, het, ons, hun, hen etc)
to participate / to join
koloniseren
to colonize
invloed (noun)
influence
karakter (noun)
character
onder de indruk (adj)
impressed
afhankelijk
dependent on / conditioned
afhankelijke van
according to
onafhankleijk
indipendent
te verzorgen
take care/ take care of/ look after
voor wat betreft
as far as / concerning / regarding
betreffen (verb)
concern / relate / cover / involve
te verkennen
to explore
te eruitzien
to look like
regenwoud (noun)
rainforest
kust (noun)
coast
te omringen
to surround
omringende
surrounding, neighbouring
haalbaar (adj)
feasible
te overwegen
to consider, to contemplate, to think about
seizoen (noun)
season
aangezien
given that, since
te verzorgen
take care/ take care of/ look after
te verzorgen
take care/ take care of/ look after