Ouderen Flashcards

1
Q

Er vindt dan veel fysieke aftakeling plaats, maar hoe zit het met de hersenen?

A

Een aantal cognitieve functies nemen af, maar ze blijven plastisch en veranderbaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Op welke twee gebieden richten zich kerntheorieën over ouderdom?

A

Je hebt zowel een theorie die zich richt op slijtage, en eentje die gaat over dat als iets in gebruik blijft het dan ook geconserveerd wordt (en andersom, use it or loose it).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de belangrijkste verschijnselen van dementie?

A

Afsterven van weefsel en hersencellen. Heeft een steeds grotere prevalentie. Complexe verschijnselen waarbij een verandering in gedrag plaatsvindt. Achteruitgang van de geestelijke en fysieke vermogens. Cognitief verlies, vooral bij het kortetermijngeheugen. Vergeetachtigheid, persoonlijkheidsverandering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de belangrijkste cognitieve ouderdomseffecten?

A

Hersenvolume neemt af, vooral van de voorste delen. Flexibiliteit, denksnelheid, twee dingen tegelijk kunnen doen. Sensorische achteruitgang, informatieverwerking, geheugen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke factoren kunnen het cognitief vermogen negatief beïnvloeden?

A

Tia’s kunnen veel invloed hebben, kleine hersenbloedingen. Vermoeidheid, medicatiegebruik en somatische problematiek ook.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke factoren kunnen zorgen voor compensatie en herstel van de fysieke of geestelijke balans?

A

Actief blijven, nieuwe dingen proberen en blijven prikkelen. Ook kan er gecompenseerd worden door reserves, aanwezige overcapaciteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn risicofactoren voor het ontstaan van depressieve klachten?

A

Overgang, echtscheiding, pensionering, weinig sociale contacten en overdracht mogelijk, fysieke klachten, geen kleinkinderen of ver weg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe is het perspectief op infantilisering, marginalisering en hospitalisatie?

A

Ouderen moeten hun autonomie steeds meer opgeven, er is achteruitgang. Kunnen benaderd worden als een kind en niet voor vol aangezien, meningen en wensen niet erkend of onbelangrijk gemaakt, verblijven langer in ziekenhuizen en missen daardoor contact. Ook komt aangeleerde hulpeloosheid hier snel bij kijken, er worden te weinig eigen vaardigheden intact gehouden of aangesproken. Door protocollen en rollen die minder de menselijke benadering gebruiken, kunnen ouderen beperkt worden en blijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de verschillen bij het verlies van naasten?

A

Mannen komen er sneller alleen voor te staan omdat zij minder geneigd zijn sociaal actief te blijven. Vrouwen worden echter weer ouder, en blijven dus sowieso vaker alleen achter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe zit het bij rouwverwerking?

A

Dit gaat om het gevoel van verlies. Kan dus na overlijden zijn, maar ook bij verlies van sociale contacten, scheidingen, etc. Het verloop ervan is grillig, zowel qua progressie als regressie. En in het verwerkingsproces kan stagnatie optreden doordat de cognitieve vermogens verminderd zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke fases zijn bij rouwverwerking te onderscheiden?

A

Ontkenning, woede, schuldgevoel, angst, depressiviteit, aanvaarding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly