7.0 Flashcards
1
Q
audacia
A
audaciae v.
moed, lef
2
Q
certare
A
certo
strijden
3
Q
expugnare
A
expugno
veroveren
4
Q
obsidēre
A
obsideo
belegeren, bezet houden
5
Q
vincêre
A
vinco
overwinnen, overtreffen
6
Q
vincire
A
vincio
binden, boeien
7
Q
aggredi
A
aggredior
aanvallen
8
Q
aciem instruêre
A
de slagorde opstellen
9
Q
fortunae confidêre
A
vertrouwen op het lot
10
Q
periculum imminet
A
het gevaar dreigt
11
Q
lebertatem cupêre
A
verlangen naar vrijheid
12
Q
parēre
A
pareo
gehoorzamen
13
Q
agêre
A
voortdrijven, doen
14
Q
agitare
A
opjagen, bediscusiëren
15
Q
audax
A
audax, audax, audacis
moedig, overmoedig