7 Flashcards

1
Q

digit / mark

A

het cijfer

elk cijfer
dit of dat cijfer
deze of die cijfers
ons cijfer
een hoog cijfer

Ik kreeg een hoog cijfer voor mijn scriptie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

face

A

het gezicht

elk gezicht
dit of dat gezicht
deze of die gezichten
ons gezicht
een mooi gezicht

Die meisje heeft zeker een mooi gezicht, ja.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

girl

A

het meisje

elk meisje
dit of dat meisje
deze of die meisjes
ons meisje
een leuk meisje

Ja, Mary is wel een leuk meisje.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

restaurant

A

het restaurant

elk restaurant
dit of dat restaurant
deze of die restaurants
ons restaurant
een prachtig restaurant

Natuurlijk ken ik Cho Fah - het is een prachtig restaurant!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bit / little

A

het beetje

elk beetje
dit of dat beetje
deze of die beetjes
ons beetje
een klein beetje

Ik wil ook ijs, maar alleen een klein beetje.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

area

A

het gebied

elk gebied
dit of dat gebied
deze of die gebieden
ons gebied
een groot gebied

Er is een groot losloopgebied in het park.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

character

A

het karakter

elk karakter
dit of dat karakter
deze of die karakters
ons karakter
een intrigerend karakter

Hij heeft inderdaad een intrigerend karakter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

pair

A

het paar

elk paar
dit of dat paar
deze of die paren
ons paar
een leuk paar

Zij zouden echt een leuk paar maken, ja!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

story

A

het verhaal

elk verhaal
dit of dat verhaal
deze of die verhalen
ons verhaal
een grappig verhaal

Dat vond ik echt een grappig verhaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

center

A

het centrum

elk centrum
dit of dat centrum
deze of die centra/centrums
ons centrum
een overbodig centrum

Dat T1 is echt een overbodig winkelcentrum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

party / company

A

het gezelschap

elk gezelschap
dit of dat gezelschap
deze of die gezelschappen
ons gezelschap
een vrolijk gezelschap

Nou ja, en toen kwam een vrolijk gezelschap binnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

medicine

A

het medicijn

elk medicijn
dit of dat medicijn
deze of die medicijnen
ons medicijn
een efficiënt medicijn

Aspirine blijft een efficiënt medicijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

record

A

het record

elk record
dit of dat record
deze of die records
ons record
een onbereikbaar record

Messi heeft een bijna onhaalbaar record gezet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

fire

A

het vuur

elk vuur
dit of dat vuur
ons vuur
een groot vuur

We zagen een groot vuur op het eiland.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

beginning

A

het begin

elk begin
dit of dat begin
ons begin
een mooi begin

Die nacht was een mooi begin voor ons nieuw jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

building

A

het gebouw

elk gebouw
dit of dat gebouw
deze of die gebouwen
ons gebouw
een modern gebouw

Ons bedrijf krijgt een modern gebouw.

17
Q

kilogram

A

het kilo

elk kilo
dit of dat kilo
deze of die kilo's
ons kilo
een duur kilo

Een kilo van goud is maakt een duur kilo.

18
Q

horse

A

het paard

elk paard
dit of dat paard
deze of die paarden
ons paarden
een snel paard

Tjongejonge, wat is dat een snel paard zeg.

19
Q

traffic

A

het verkeer

elk verkeer
dit of dat verkeer
ons verkeer

Het verkeer is druk vandaag.

20
Q

café

A

het café

elk café
dit of dat café
deze of die cafés
ons café
een leuk café

Kom, ik ken een leuk café dichtbij.

21
Q

authority

A

het gezag

elk gezag
dit of dat gezag
deze of die gezagen
ons gezag
een gek gezag

Trump werd een gek gezag.

22
Q

material

A

het materiaal

elk materiaal
dit of dat materiaal
deze of die materialen
ons materiaal
een duur materiaal

Dit jas is gemaakt van een duur materiaal.

23
Q

right

A

het recht

elk recht
dit of dat recht
deze of die rechten
ons recht
een belangrijk recht

Vrijheid is een belangrijk recht van de mens.

24
Q

object

A

het voorwerp

elk voorwerp
dit of dat voorwerp
deze of die voorwerpen
ons voorwerp
een gevaarlijk voorwerp

Een hamer kan een gevaarlijk voorwerp zijn.