1 Flashcards

1
Q

part / portion / share

A

het aandeel

elk aandeel
dit of dat aandeel
die of deze aandelen
ons aandeel
een belangrijk aandeel

Hij speelde een belangrijk aandeel in ons bedrijf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

egg

A

het ei

elk ei
dit of dat ei
die of deze eieren
ons ei
een lekker ei

Mm, dit was echt een lekker ei.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

household

A

het huishouden

elk huishouden
dit of dat huishouden
die of deze huishoudens
ons huishouden
een gelukkig huishouden

Wie draagt de broek in ons huishouden?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

glimpse

A

het ogenblik

elk ogenblik
dit of dat ogenblik
die of deze ogenblikken
ons ogenblik
een onvergetelijk ogenblik 

Een ogenblik geduld alstublieft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

success

A

het succes

elk succes
dit of dat succes
die of deze successen
ons succes
een verdiend succes

Je moet je successen wel vieren!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

village

A

het dorp

elk dorp
dit of dat dorp
die of deze dorpen
ons dorp
een leuk dorp

Appingedam is een leuk dorp in Groningen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

house

A

het huis

elk huis
dit of dat huis
die of deze huizen
ons huis
een mooi huis

Jullie hebben echt een mooi huis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

number

A

het nummer

elk nummer
dit of dat nummer
die of deze nummers
ons nummer
een leuk nummer

Dit is een leuk nummer van 1994.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

piece

A

het stuk

elk stuk
dit of dat stuk
die of deze stukken
ons stuk
een stuk groter

Hee jongen, je bent een stuk groter geworden sinds de laatste keer dat we elkaar hebben gezien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

south

A

het zuiden

elk zuiden
dit of dat zuiden
die of deze "-"
ons zuiden
een mooi zuiden

We zijn lang niet naar het zuiden geweest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

amount / number

A

het aantal

elk aantal
dit of dat aantal
die of deze aantallen
ons aantal
een hoog aantal

De aantallen van de voorgaande week en huidige week kunnen veranderen door nagekomen testuitslagen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

island

A

het eiland

elk eiland
dit of dat eiland
die of deze eilanden
ons eiland
een gezellig eiland

Vanuit de twee Nederlandse eilanden waarop ik ben geweest, is Terschelling leuker volgens mij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wedding / marriage

A

het huwelijk

elk huwelijk
dit of dat huwelijk
die of deze huwelijken
ons huwelijk
een gelukkig huwelijk

Uiteindelijk eindigt zo’n 34 procent van alle huwelijken in een echtscheiding (in 2015 waren dat er ongeveer 36 000). Het huwelijk is hard werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

topic

A

het onderwerp

elk onderwerp
dit of dat onderwerp
die of deze onderwerpen
ons onderwerp
een belangrijk onderwerp

Ik ben altijd klaar om over existentiële onderwerpen te praten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

system

A

het systeem

elk systeem
dit of dat systeem
die of deze systemen
ons systeem
een efficiënt systeem

We moeten een efficiënt systeem ontwikkelen, anders zou ons project niet lukken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wood

A

het hout

elk hout
dit of dat hout
die of deze "-"
ons hout
een duurzaam soort hout

Ik wil een huis van het eikenhout hebben.

17
Q

noorden

A

het noorden

elk noorden
dit of dat noorden
die of deze "-"
ons noorden
een avontuurlijk noorden

We gaan op avontuur in het koude noorden.

18
Q

beach

A

het strand

elk strand
dit of dat strand
die of deze stranden
ons strand
een rustig strand

Het stadsstrand bij de DOT is niet per se een rustig strand.

19
Q

address

A

het adres

elk adres
dit of dat adres
die of deze adressen
ons adres
een ingewikkeld adres

Ja, ons lange adres maakt het wat lastiger om te herinneren.

20
Q

end

A

het eind

elk eind
dit of dat eind
die of deze einden
ons eind
een onverwacht eind

Aan het eind van de dag is liefde het belangrijkst.

Bij het woord ‘eind’ kun je het over twee dingen hebben:

  • een bepaalde afstand (voorbeeld: dat nog een eind lopen)
  • het laatste gedeelte van iets (voorbeeld: het andere eind van de stad)
21
Q

ideaal

A

het ideaal

elk ideaal
dit of dat ideaal
die of deze idealen
ons ideaal
een inspirerend ideaal

Voor mij is liefde gewoon een inspirerend ideaal.

22
Q

education

A

het onderwijs

elk onderwijs
dit of dat onderwijs
die of deze "-"
ons onderwijs
een inclusief onderwijs

Ons onderwijs is vooral een inclusief onderwijs.

23
Q

sign / symbol

A

het teken

elk teken
dit of dat teken
die of deze tekens
ons teken
een merkwaardig teken

Dat mensen mij met het vinden van werk helpen is wel een merkwaardig teken van bevistiging.