64-85 Flashcards
1
Q
theatrum
A
theatri o het theater
2
Q
mulier
A
mulieris v de vrouw
3
Q
uxor
A
uxoris v de echtgenote
4
Q
cogitare
A
cogito (na)denken
5
Q
dare
A
do geven
6
Q
narrare
A
narro vertellen
7
Q
properare
A
propero zich haasten
8
Q
rogare
A
rogo vragen
9
Q
spectare
A
specto bekijken
10
Q
stare
A
sto staan blijven staan
11
Q
gaudere
A
gaudeo blij zijn
12
Q
habere
A
habeo hebben beschouwen als
13
Q
respondere
A
respondo antwoorden
14
Q
sedere
A
sedeo zitten
15
Q
videre
A
video zien