6.3 de wortels van de taal Flashcards

1
Q

Waar is taal voor bedoeld?

A

Het na te denken over objecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 3 formele eigenschappen kent taal?

A

Fonologie, morfologie, semantiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is fonologie, onderdeel taal ?

A

Heeft betrekking op de basisklanken van een taal fonemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is morfologie, onderdeel taal

A

Dit zijn de kleinste betekenis eenheden van een taal. Hoe woorden worden gevormd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is semantiek, onderdeel taal?

A

Dit zijn de regels die de betekenis van woorden en zinnen bepalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is taalbegrip?

A

Begrijpen wat iemand zegt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is taalproductie?

A

Het inzetten van taal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de snelheid van taalbegrip en taalproductie bij babies?

A

Taalbegrip 22 woorden per maand,

Taalproductie 9 woorden per maand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is pre linguïstische communicatie?

A

Communicatie doormiddel van geluiden die geen betekenis hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer begint een baby met brabbelen?

A

Rond de 2 maanden tot het eerste jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is brabbelen?

A

Het herhalen van dezelfde klinkers in verschillende toonhoogtes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe verschilt brabbelen tussen culturen?

A

Dit is overal gelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat valt op te merken aan de hersen delen die betrokken zijn bij brabbelen?

A

Dat het dezelfde processen zijn als bij spreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Vanaf wanneer is er onderscheid te maken tussen culturen in het brabbelen van de taal die bij het land hoort?

A

Rond de 6 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn voorbeelden van pre linguïstische communicatie?

A

Een kind dat schreeuwt of wijst naar een bal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer zegt een baby zijn eerste woordje?

A

Tussen de 10 en 14 maanden

17
Q

Wat is de woordenschat van een kind van 15 maanden?

A

Gemiddeld 10 woorden

18
Q

Wanneer begint de woordenschat van een baby sterk toe te nemen?

A

Tussen de 16 en 24 maanden

19
Q

Wat zijn holofrasen of eenwoordzinnen?

A

Uitingen van een baby die slaan op een hele zin

20
Q

Wat blijkt uit de invloed van cultuur op de eerste woorden die een baby spreekt?

A

Verschillende culturen hebben andere soorten woorden

(engelstalige meer zelfstandige naamwoorden )

21
Q

Wanneer gaan baby’s voor het eerst 2 woorden zinnen gebruiken?

A

8 tot 12 maanden na het eerste woordje

22
Q

Wat kenmerkt de belangrijke vooruitgang van de baby voor het gebruik van 2 woorden zinnen?

A

Een baby moet relaties tussen woorden begrijpen om ze te combineren

23
Q

Wat is de telegramstijl van de babytaal?

A

Baby’s laten niet belangrijke woorden weg als ze praten