6.2 De samenleving in de vroege middeleeuwen Flashcards

1
Q

Welke grote verandering was er in de middeleeuwen m.b.t. de steden?

A

Ze werden kleiner of verdwenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom veranderde de samenstelling van de steden in de ME (middeleeuwen)?

A

De meeste mensen trokken naar het vaste land, omdat er in de stad geen werk meer voor ze was.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar leefden de meest mensen?

A

ijna iedereen leefde in de Vroege Middeleeuwen op een domein op het platteland.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat was een domein?

A

Een domein was een dorp met omgeving en alles wat daarbij hoorde aan land en goederen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wie bestuurde het domein?

A

Het werd bestuurd door een edelman, een bisschop of een klooster.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat stond er in het midden van een domein?

A

Het middelpunt van een domein was een kasteel of een klooster.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe werden de domeinen bestuurd van grootgrondbezitters die meerdere domeinen bezaten?

A

De edelman, bisschop of abt woonde zelf op één domein en liet de andere besturen door rentmeesters.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welk percentage van de bevolking werkte op een domein als boer, landarbeider, ambachtsman of personeel van de heer?

A

Ruim 90% van de bevolking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat waren vrije boeren?

A

Zij bezaten hun eigen grond en hadden meestal weinig personeel. Deze groep was klein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat waren horigen?

A

Onvrije mensen:
de meeste mensen waren horigen. Sommige hadden geen enkele bezit. Zij werkten elke dag voor hun heer. Andere hadden land gepacht van hun heer en moesten diensten voor hen verrichten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke verschillen waren er onder de horigen?

A

a) Sommigen hadden meer land gepacht dan anderen.
b) Sommigen hoefden minder diensten voor hun heer te verrichten dan anderen.
c) Sommigen hoefden minder van hun oogst af te staan dan anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar kwamen de horigen vandaan?

A
  • Sommige horigen waren nakomelingen van vrije boeren die hun vrijheid hadden opgeheven in ruil voor de bescherming door een adellijke heer.
  • De meeste horigen waren nakomelingen van Romeinse slaven die van hun eigenaar een stuk grond hadden gepacht.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe leefden de edelen?

A

De edelen waren wel eigenaars van de grond, maar ze werkten daar zelf niet op. Zij leefden van de arbeid van de boeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke taken vervulden de edelen?

A
  • ze bestuurden hun domeinen;
  • spraken recht over hun onderdanen;
  • voerden oorlog.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welek verdeling bestond er onder de edelen?

A

Hoge adel

Lage adel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke groep was het grootst: de hoge of lage adel?

A

de lage

van de hoge waren er maar enkele honderden

17
Q

Hoe leefde de lage adel?

A

Zij beheerden maar één of enkele domeinen en woonden op een klein kasteel. Dat kasteel was eigenlijk meer een gewone boerderij die ommuurd was en torens had. Ook had de lage adel evenveel voedsel als de horigen maar ze verdienden meer.

18
Q

Hoe leefde de hoge adel?

A

Zij beheerden honderden domeinen en woonden in grote burchten. En anders dan de lage adel leefden ze in enige luxe.

19
Q

Wat is het leenstelsel?

A

Het in leen geven van gebieden in ruil voor hulp wordt leenstelsel genoemd.

20
Q

Hoe werkte het leenstelsel?

A
  • De hoge edelen hadden hun domeinen in leen van de koning.
  • Zo’n groot gebied was moeilijk te beschermen.
  • Daarom riepen de hoge edelen de hulp in van lage edelen. Ze kregen één of enkele domeinen van de hoge edelen in leen.
21
Q

Wat was een leenman?

A

De edelen die één of meer domeinen leenden, worden leenman genoemd.

22
Q

Wat was een leenheer?

A

De koning en de edelen die één of meer domeinen in leen gaven, worden leenheer genoemd.

23
Q

Waren hoge edelen leenman of leenheer?

A

Ze leenden van de koning en leenden uit aan de lage adel.

De hoge edelen waren dus tegelijkertijd leenman en leenheer.

24
Q

Waarom hadden koningen in de ME weinig macht?

A
  • de meeste van hun domeinen hadden zij in leen gegeven aan hoge edelen.
  • Meestal deden de hoge edelen alsof hun leen eigen bezit was.
  • Zij luisterden alleen naar de koning als zij er zin in hadden.