5e jaar Flashcards

1
Q

populaire wetenschap

A

Wetenschappelijke inzichten die ‘vertaald’ zijn voor een groot pucliek, waardoor nueances vaak verloren gaan en de waarheid soms geweld wordt aangedaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

protowetenschap

A

=voorwetenschappelijke kennis
= kennis die (nog) niet wetenschappelijk onderzocht is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

pseudowetenschap

A

Theorieën en opvattingen die worden voorgesteld alsof ze wetenschappelijk zijn, terwijl dat niet het geval is.
vb. astrologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

personal bias

A

Mensen worden sneller geleidt en beïnvloed in mening door persoonlijke voorkeuren, ideeën en opvattingen.
vb. Positieve ingestelde mensen gaan er sneller vanuit dat gedetineerden kunnen beteren dan pessimisten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

confirmation bias

A

Informatie wordt sneller opgemerkt als het de oordeel bevestigd in plaats van tegenstrijdige informatie die het oordeel in vraag gaat stellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

barnum effect

A

Zo vage en algemene omschrijvingen gebruiken, dat iedereen zich erin herkent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

systematisch

A

Onderzoek wordt in bepaalde volgorde en volgens bepaalde stappen uitgevoerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

cherry picking

A

Alleen voordelige resultaten worden gebruikt; nadelige resultaten worden verzwegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

correlatie

A

Een verband of samenhang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

kritisch

A

Kritisch kunnen stilstaan bij een onderzoek en hier ook vragen bij kunnen stellen, indien nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

controleerbaar

A

Een andere onderzoeker kan het onderzoek herhalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

empirisch

A

Theorieën zijn in de werkelijkheid getoetst en bewezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

objectief

A

Persoonlijke voorkeuren, meningen, gevoelens, etc. spelen niet mee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

falsifieerbaar

A

Er valt mogelijk tegenbewijs voor de theorie te onderzoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

gerontologie

A

Wetenschap die het ouder worden bestudeert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

gevoelige periode

A

Moment in de ontwikkeling waarop we extra ontvankelijk zijn voor bepaalde gebeurtenissen en waarop we het best in staat zijn om specifieke vaardigheden aan te leren.

16
Q

kritieke periode

A

Specifiek moment in de ontwikkeling waarop een bepaalde gebeurtenis de grootste gevolgen heeft.

17
Q

leerproces

A

Manier waarop gedrag verandert onder invloed van ervaring.

18
Q

plasticiteit

A

Vermogen van de mens om te veranderen (vooral in de hersenen)

19
Q

rijping

A

Onwtikkeling die vanzelf gebeurt, door ouder te worden.

20
Q

zelfbepaling

A

Persoonlijke vrijheid of vrije wil