1e semester Flashcards
Abstract
Onvoorstelbaar als vorm.
Door redenering afgeleid in plaats van door ervaring verkregen.
Van het Latijnse ‘abstrahere’: losgekoppeld, geen verband hebbend met de zichtbare werkelijkheid.
Amoreel handelen
Handelen dat niet in aanmerking komt voor een morele beoordeling.
Concreet
Tastbaar.
In de realiteit bestaande (niet slechts in gedachte).
Van het Latijnse ‘concrescere’: vast worden, samengroeien. In normen groeien zichtbaar gedrag en abstracte waarden samen.
Deontologie
Geheel van plichten die bij een bepaalde beroepsgroep bepaalt hoe men zich moet gedragen.
Synoniem: plichtenleer
Essentieel
De kern van iets.
Zeer belangrijk.
Ethiek
Domein binnen de filosofie waarin we kritisch nadenken over moraal, over het juiste handelen en hoe we goed moeten leven.
Synoniem: moraalfilosofie
Floreren
Tot ontplooiing gekomen zijn, een bloeiperiode doormaken (en daarom beter presteren).
Genuanceerd
Met aandacht voor een diversiteit van standpunten en denkpistes.
Immoreel handelen
Handelen op een manier waarbij het gedrag ingaat tegen een bepaalde moraal (norm en/of waarde).
Handelen op een manier die ervoor zorgt dat we gestraft, berispt of gecorrigeerd worden (volgens een bepaalde moraal).
Interpersoonlijk waardeconflict
Conflict waarbij de waarden van verschillende mensen met elkaar botsen.
Intrapersoonlijk waardeconflict
Conflict waarbij de waarden van één persoon met elkaar botsen (binnen diezelfde persoon).
Maatschappelijk waardeconflict
Conflict waarbij maatschappelijke waarden met elkaar botsen tussen verschillende groepen binnen een hele gemeenschap.
Meineed
De verkondiging van één of meerdere leugens terwijl men heeft gezworen de waarheid te vertellen.
Moraal
Waarden en normen van een bepaalde samenleving, gemeenschap, groep of gezin.
Geheel van gebruiken, waarden en normen die verbonden zijn met het goede leven en het juiste handelen.
Moreel dilemma
Conflict van waarden.
Situatie waarin het niet duidelijk is welke waarde doorweegt t.o.v. een andere waarden, waarin verschillende alternatieven allemaal op bezwaren kunnen stuiten, waarin het niet duidelijk is welk gedrag het meest gepast is.
Moreel handelen
Handelen op een manier waarbij het gedrag strookt met een bepaalde moraal (norm en/of waarde).
Handelen op een manier die ervoor zorgt dat we juist handelen of daardoor een goed mens zijn (volgens een bepaalde moraal).
Norm
Concrete gedragsregel die waarden tastbaar maakt en die aangeeft hoe we ons moeten gedragen of net niet mogen gedragen.
Normen zijn concreet, letterlijk ‘samengevoegd’. In normen wordt duidelijk welk zichtbaar gedrag hoort bij welke abstracte waarde.
Ontwijden
Iets of iemand van zijn of haar heiligheid ontdoen.
Overheidsinterventie
Tussenkomst van de overheid, de regering
Patriottisme
Vaderlandsliefde.
Procedureel
Volgens de (rechts)regels.
Waarde
Iets waard om naar te streven. Een ideaal die nagestreefd moet worden om een goed mens te zijn.
Bijvoorbeeld: rechtvaardigheid, moedig, betrouwbaarheid, etc.
Waarden zijn abstract, d.w.z. losgekoppeld van de tastbare werkelijkheid. Je kan waarden niet vastnemen, bekijken, horen, etc. Het zijn idealen, ideeën die je niet zomaar vindt in de werkelijkheid.
Descriptief relativisme
Vaststelling dat morele waarden en normen die mensen aannemen, variëren naargelang de groep waartoe ze behoren of de tijd waarin ze leven.
Descriptief wil zeggen ‘beschrijven’: de objectieve feiten weergeven zoals ze zijn, zonder subjectief (moreel) oordeel of waardering.
Moreel relativisme
Van oordeel zijn dat de waarheid van morele uitspraken afhankelijk (relatief) is van de normen en waarden van groepen of individuen.
Morele oordelen zijn gebaseerd op afspraken tussen mensen. Mensen leven altijd binnen een specifieke context (tijd en ruimte). Aldus kunnen morele oordelen ook geen absoluut, onafhankelijk karakter hebben.
Moreel universalisme
Van oordeel zijn dat de waarheid van morele uitspraken onafhankelijk (absoluut) is van de normen en waarden van groepen of individuen.
Morele oordelen zijn niet zomaar opinies. Morele regeles moeten gevolgd worden niet omdat het nu eenmaal de regels zijn, niet omdat ze binnen een bepaalde gemeenschap aanvaard worden, wel omdat ze redelijk zijn en gerechtvaardigd kunnen worden.
Verlichting
Intellectuele beweging uit de 18e eeuw die stond voor de bevordering van de wetenschap en intellectuele uitwisseling en tegen dogmatisch autoriteitsgeloof (= geloof in een gezag dat boven kritiek verheven staat).
Absoluut
Onafhankelijk en zonder binding met iets of iemand anders.
(Antoniem: relatief)
Autonomie
Zelfbepaling, zelfbeschikking.
Komt uit het Oudgriekse autos (αυτος) wat ‘zelf’ betekent en nomos (νόμος) wat ‘wet’ betekent. Letterlijk vertaald: geregeerd door eigen wetten.
Antoniem: heteronomie
Categorische imperatief
Onvoorwaardelijk gebod met algemene, universele geldigheid.
Absolute morele wet uit die alle redelijke wezens bindt, onafhankelijk van toevallige verlangens of persoonlijke doelen.
“Handel enkel volgens de gedragsregel waarvan je tegelijkertijd kunt willen dat het een algemene wet wordt.”
“Behandel mensen - zowel jezelf als anderen - met waardigheid en eigenheid en gebruik hen niet als een middel.”
Esthetisch
Betrekking hebben op de waardering van het schone.
Smaakvol, in overeenstemming met de schoonheidsleer.
(Niet hetzelfde als ethisch)
Gevolgenethiek
Rationeel ethisch systeem die kijkt naar de gevolgen om een moreel oordeel te vellen volgens het principe: maximaal geluk voor maximaal aantal mensen.
Synoniem: consequentialisme, utilitarisme
Heteronomie
Wetten komen niet van de mens zelf, maar van ergens anders (meestal bovenmenselijke goddelijke geboden en verboden).
Komt uit het Oudgriekse heteros (ἕτερος) wat ‘ander’ betekent en nomos (νόμος) wat ‘wet’ betekent. Letterlijk vertaald: geregeerd door wetten buiten het zelf.
Antoniem: autonomie
Plichtethiek
Rationeel ethisch systeem die kijkt naar de handeling om een moreel oordeel te vellen.
Goed handelen is het volgen van morele principes of beginselen. Slecht handelen is het zondigen tegen morele principes of beginselen.
Synoniem: deontologie, beginselethiek
Relatief
Afhankelijk, in verband met, betrekking hebbend op…
(Antoniem: absoluut)
Universeel
Allesomvattend: in alle tijden, in elke regio en op alle gebieden toepasbaar of geldend.