5. Protista Flashcards
Hoe zijn Eukaryoten ontstaan ?
- Horizontale gen transfer : instulpen van membranen - opname van andere cellen
- Endosymbiose met kenmerken van bacteria
Onderscheid tussen Eukaryoten en Prokaryoten
- Functionele cytoplasmatische organellen
- Nucleaire enveloppe : ontstaan uit instulpende plasmamembranen
- Cytoskelet : Bestaan uit eiwitten zoals tubuline en actine - geven structuur, intracellulair transport en bewegingen van cel
Mitochondriën zijn endosymbioten
> Purperbacteriën
= aërobe ademhaling werd mogelijk - efficiëntie van energiewinning stijgt (delen door splijting onder impuls van nucleaire proteïnen)
* Hebben eigen DNA (circulair) : groot deel ervan is overgegaan naar de kern van de gastheer
* Eigen ribosomen en gedeeltelijke eigen proteïnesynthese
* Dubbel membraan : buitenste van gastheer en binnenste door endosymbiose
Chloroplasten zijn endosymbioten
> cyanobacteriën
= efficiëntie van metabolisme stijgt want deze bacteriën doen aan fotosynthese - soms secundair ingevoerde chloroplasten door endosymbiose (meer dan 2 uitwendige membranen)
* Hebben eigen DNA (circulair): groot deel daarvan is overgegaan naar kern van gastheercel
* Eigen ribosomen en gedeeltelijke eigen proteïnesynthese
* Dubbel membraan : buitenste is van gastheer en binnenste door endosymbiose
Centriolen zijn endosymbioten
> Spirocheten
* Eigen DNA (circulair) : groot deel daarvan is overgegaan naar de kern van gastheercel
* Eigen ribosomen en gedeeltelijke eigen proteïnesynthese
* Dubbel membraan : buitenste is van de gastheer en het binnenste door endosymbiose
Wat was het intermediare mitotische mechanisme
- Nucleaire membraan loste niet op (sommige fungi en protista)
- Mitose beperkt tot kern, na kernsplitsing deelt rest van de cel (veel protista)
Wat zijn de 6 supergroepen protisten
- Chromalveolata
- Rhizaria
- Archaeplastida
- Excavata
- Amoebozoa
- Opisthokonta
Algemene kenmerken van protisen
- Eukaryoten : geen plant, dier of fungi
- Celoppervlak : veel variaties - plasmamembraan + ECM of Celwand of enkel plasmamembraan
- Cyste vorming
- Voortbeweging : flagella, pseudopodia, axopodia, cilia, filopodia of voetachtige uitstulpingen
- Voeding : Fototroof / heterotroof / mixotroof
- Voortplanting : meestal aseksueel (mitose kern - splijting - budding - schizogonie) - soms seksueel door meiose en productie van gameten voor meer variatie
Wat is cyste vorming
Slapende vorm van een cel met resistente buitenste beschermende laag. Celmetabolisme ligt bijna helemaal stil.
Op welke 5 manieren kan een protist zich voortbewegen ?
- Flagella
- Pseudopodia
- Axopodia
- Cilia
- Filopodia
Welke 3 manieren van voeding kan een protist hebben ?
- Fototroof (fotosynthese)
- heterotroof (fagotroof: voedselvacuole of fagosoom of osmotroof: opname van voedsel in vloeibare vorm)
- mixotroof (anorganisch en organisch, maar niet chemoautotroof)
Hoe kunnen protisten zich voortplanten ?
- Vooral aseksueel : mitose van kern - splijting - budding - Schizogenie (meerdere kerndelingen en dan celdeling)
- Soms sekueel: meisose zorgt voor de productie van gameten - die versmelten tot diploïde zygote)
Welke 3 subcategoriën zijn er in de Excavata ?
- Diplomonada
- Parabasalia
- Euglenozoa
Wat zijn de algemene kenmerken van Diplomonada
- unicellulair
- 2 aparte kernen
- 1 tot meerdere mastigonsystemen : 1 tot 4 flagella elk
- geen mitochondriën
- eenvoudiger cytoskelet
- parasieten of commensalen
Wat is een voorbeeld van diplomonada ?
Giardia Lamblia :
* Parasiet bij de mens die voor diarree en slechte darmabsorptie zorgt
* infecties zijn vaak symptoomloos : gevaarlijk voor patiënten met verzwakt immuunsysteem
* besmetting via cysten door besmet water/voedsel : cysten gaan dood door drogen of koken
Wat zijn de kenmerken van de parabasalia ?
- Flagellaten met golvend membraan voor beweging
- symbionten of parasieten
Geef een voorbeeld van parabasalia
Trichomonas :
1. vaginales (SOA) - parasiet voor urogenitaal stelsel en kan bijdragen in overdracht van HIV
* vrouwen : ontsteking en beschadeging aan vaginale wand + hevige jeuk + schuimende groengele urine + vieze geur + pijn aan schaaplippen + ontstoken eileiders
* mannen : hevige jeuk + urine met vieze geur + prostaat/bijballen/urineleider geïnfecteerd
2. hominis
3. tenax (buccalis)
Geef de eigenshcappen van EUglenozoa
- vrijlevende eukaryoten
- anterieure flagel