5. Prospect theory Flashcards

1
Q

Wat is prospect theory?

A

Een keuzemodel dat verschillende voorkeuren voor gelijkwaardige uitkomsten voorspelt, wanneer ze “geframed” worden als verliezen of als winsten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het framing effect?

A

Onderdeel van de prospect theory. De keuzes van mensen worden beinvloed door hoe de opties “geframed” worden. Bijvoorbeeld wanneer de framing is dat mensen iets kunnen houden, zullen ze die optie sneller kiezen dan wanneer de framing is dat ze iets kunnen verliezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke hersengebieden zijn op welke manier betrokken bij kiezen wanneer het aankomt op positieve of negatieve framing?

A

Amygdala: meer activiteit wanneer de keuze congruent is met het frame (de zekere hoeveelheid geld kiezen bijvoorbeeld, ondanks dat de andere optie misschien voordeliger is)
ACC: meer activiteit wanneer de keuze incongruent is (niet de zekere hoeveelheid geld kiezen bijvoorbeeld, omdat dit voordeliger is). De ACC is betrokken bij het oplossen van het conflict tussen de emotionele en rationele evaluatie.
Orbito- en mediaal prefrontale cortex: correleren met de rationaliteitsindex.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke 2 rationaliteitssystemen zijn er mogelijk betrokken bij het maken van een keuze?

A

1: het automatisch encoderen van essentiele aspecten van de situatie zonder oppervlakkige kenmerken en framing.
2: accuraat redeneren en initiele indrukken objectief bekijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het gevolg van schade aan de orbitomediaal prefrontaalcortex?

A

Impulsiviteit. Dit gebied heeft normaal sterke verbindingen met de amygdala die vooral codeert voor de emotionele waarde van iets.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is zoal de kritiek op dual systems theorieen?

A
  1. De vraag is of de verschillende auteurs die zo een systemen voorstellen wel hetzelfde bedoelen. 2. Het is absoluut niet evident dat er maar 2 systemen zijn. 3. Er zijn verschillen tussen systemen en processen, die vaak niet benadrukt worden. 4. Automatisch en bewust gedrag zit duidelijk op een continuum en bevindt zich niet op 2 losse punten. 5. De systemen moeten isoleerbaar zijn, en dat is vaak niet het geval. 6. Systemen mogen niet van elkaar afhankelijk zijn. 7.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Op welke niveaus kunnen op zijn minst dual systems theorieen geformuleerd worden?

A
  1. Het brein-niveau (hersenstructuren). 2. Het structurele niveau (“mentale organen”). 3. Het functionele niveau (de uitwerkingen en functies, en niet zo zeer de inhoud)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly