5. Métro boulot dodo Flashcards
het is 8u (8u15, 8u30, 8u45)
il est huit heures [et quart / et demi / moins le quart]
vervoeg “wakker worden”
se réveiller
je me réveille tu te réveilles il se réveille nous nous réveillons vous vous réveillez ils se réveillent
vervoeg “nemen”
prendre
je prends tu prends il prend nous prenons vous prenez ils prennent
vervoeg “begrijpen”
comprendre
je comprends tu comprends il comprend nous comprenons vous comprenez ils comprennent
vervoeg “doen”
faire
je fais tu fais il fait nous faisons vous faites ils font
boodschappen doen
faire les cours
vervoeg “slapen”
dormir
je dors tu dors il dort nous dormons vous dormez ils dorment
regel werkwoorden MTV
- ir, -re
enkelvoud: 3 letters weglaten
meervoud: 2 letters weglaten
vervoeg “vertrekken”
partir
je pars tu pars il part nous partons vous partez ils partent
vervoeg “uitgaan, verlaten”
sortir
je sors tu sors il sort nous sortons vous sortez ils sortent
vervoeg “bedienen”
servir
je sers tu sers il sert nous servons vous servez ils servent
vervoeg “leven, beleven, zijn”
vivre
je vis tu vis il vit nous vivons vous vivez ils vivent
vervoeg “volgen, opvolgen”
suivre
je suis tu suis il suit nous suivons vous suivez ils suivent
vervoeg “ruiken, geuren, voelen”
sentir
je sens tu sens il sent nous sentons vous sentez ils sentent
de namiddag
l’après-midi (m ou f)
aankomen
arriver
gaan liggen/gaan slapen
se coucher
het middageten, de lunch
le déjeuner
lunchen
déjeuner
dineren (avond)
dîner
het avondeten
le dîner
douchen
se doucher
aankleden
s’habiller
opstaan
se lever
opmaken (makeup)
se maquiller
de ochtend
le matin
de middag
le midi
de nacht
la nuit
de pauze
la pause
het ontbijt (nemen)
(prendre) le petit-déjeuner
scheren
se raser
naar huis gaan
rentrer
de maaltijd
le repas
uitrusten
se reposer
wakker worden
se réveiller
de avond
le soir
(te) laat
tard
(te) vroeg
tôt
het werk
le travail
werken
travailler
het weekend
le week-end
de activiteit
l’activité (f)
grappig, leuk
amusant, amusante
zingen
chanter
de dans
la danse
dansen
danser
tekenen
dessiner
de jaloezie
l’envie (f)
een siesta houden
faire la sieste
feesten
faire la fête
interessant
intéressant, intéressante
geïnteresseerd zijn (in iets)
s’intéresser (a quelque chose)
het spel
le jeu
voorbij gaan, over gaan
passer
de passie
la passion
schilderen
peindre
wandelen (om te wandelen)
se promener
uitgaan met vrienden
sortir avec des amis
januari
janviers
februari
février
maart
mars
april
avril
mei
mai
juni
juin
juli
juillet
augustus
août
september
septembre
oktober
octobre
november
novembre
december
décembre
in de lente
au printemps (m)
in de zomer
en été (m)
in de herfst
en automne (m)
in de winter
en hiver (m)
maandag
lundi
dinsdag
mardi
woensdag
mercredi
donderdag
jeudi
vrijdag
vendredi
zaterdag
samedi
zondag
dimanche
mijn verjaardag is 8 augustus
mon anniversaire, c’est le huit août
ik bel elke ochtend mijn zus
j’appelle ma soeur tous les matins
ik bel mijn moeder elke andere zaterdag
j’appelle ma mère un samedi sur deux
ik bel mijn moeder twee keer per week
j’appelle ma mère deux fois par semaine
de week
la semaine
de maand
le mois
wanneer is jouw verjaardag?
c’est quand ton anniversaire?
nooit
(ne) …. jamais
zelden
rarement
soms
parfois
vaak
souvent
altijd
toujours
ik ga vaak naar de zoo
je vais souvent au zoo [aller = aller à]
momenteel
actuellement
het jaar (duratie, meest gebruikt)
l’an (m)
het jaar (inhoud, tijd in een jaar)
l’année (f)
vroeger, indertijd, “back in the day”
autrefois
de toekomst
l’avenir (m)
continu
continu, continue
de datum
la date
het begin, het ontstaan
le début
de tijdsduur, de duratie
la durée
duren
durer
uiteindelijk, als laatste, tenslotte
enfin
achteraf, daarna
ensuite
het einde
la fin
uiteindelijk, eindelijk
finalement
toekomstige
futur, future
het uur
l’heure (f)
onmiddelijk
immédiatement
het moment, het ogenblik
l’instant (m)
de dag (algemeen, meest gebruikt)
le jour
de dag (inhoud, hoeveelheid/duratie van de dag)
la journée
lang, lange tijd
longtemps
de minuut
la minute
het moment
le moment
verleden, voorbij
passé, passée
het verleden
le passé
de periode
la période
het heden
le présent
volgend, komend
prochain, prochaine
geregeld, regelmatig
régulier, régulière
het seizoen
la saison
de seconde
la seconde
de eeuw
le siècle
de week
la semaine
de avond (inhoud)
la soirée
vaak
souvent
(te) laat
tard
de tijd
le temps
vroeg
tôt
de job, het werk, de baan
le boulot
het uurrooster, dienstregeling
l’horaire (m)
de verlofdag (opgenomen verlof)
le jour de congé
de rustdag (bvb weekend)
le jour de repos
de feestdag
le jour de férié
het pension
la retraite
het salaris
le salaire
de gezondheid
la santé
het vervoer, het transport
le transport
regel werkwoorden -E..ER
enkelvoud + 3e persoon meervoud laatste e in stam -> è
vervoeg “kopen”
acheter
j'achète tu achète il achète nous achetons vous achetez ils achètent
regel werkwoorden -AYER, -OYER, -UYER
enkelvous + 3d persoon meervoud y -> i
vervoeg “verzenden”
envoyer
je envoie tu envoies il envoie nous envoyons vous envoyez ils envoient
vervoeg “betalen”
payer
je paie tu paies il paie nous payons vous payez ils payent
regel werkwoorden -CER
nous c -> ç
regel werkwoorden -GER
nous g -> ge
vervoeg “beginnen”
commencer
je commence tu commences il commence nous commençons vous commencez ils commencent
vervoeg “reizen”
voyager
je voyage tu voyages il voyage nous voyageons vous voyagez ils voyagent
vervoeg “eten”
manger
je mange tu manges il mange nous mangeons vous mangez ils mangent
vervoeg “bellen, noemen, roepen”
appeler
j'appelle tu appelles ils appelle nous appelons vous appelez ils appellent
