5. Didactisch model Flashcards

1
Q

Beginsituatie (DDM)

A

Tijdens het uitwerken van een act. houden we hier rekening mee. Dit is

  1. Leerling kenmerken
  2. Onderwijskenmerken
  3. Omgevingskenmerken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Sociaal constructivisme

A

Het leerproces is een actief proces van kennisverwerving waarbij de kennis ontstaat en gedeeld wordt met anderen. Grondlegger Vygotsky

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Didactisch model

A

Door De Corte. De samenhang tussen de verschillende onderdelen die van belang is voor een goede lesvoorbereiding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Leerstof Centraal

A

Kennis werd van oud op jong doorgegeven op het werkveld zelf. Les geven is pure kennisoverdracht. Leerlingen waren onwetend en de leerkracht was alleswetend. Leerstof werd klakkeloos overgenomen en gereproduceerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leerkracht Centraal

A

Toename schoolgaande. Papegaaien werk werd vervangen door doelgericht werken. Er werd gewerkt aan het begrijpen en aanleren van dingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kind Centraal

A

Het kind staat centraal in de opvoeding. Het onderwijs is een leerschool voor de kinderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Klassieke Didactiek

A

Relatie tussen leerling, leerkracht, leerstof. De leerkracht moet met gepaste methodieken de leerstof verklaren aan de leerling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Nieuwe Didactiek

A

Lesgeven is complexer dan relatie LLN, LKR, LST. Iedere leerling heeft een rugzak met pers. inhoud (voork. Interesses..)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kenmerk Sociaal-constructivisme

A
  1. Constructief en cumulatief
  2. Doel en contextgericht
  3. Actief en zelfgestuurd
  4. Coöperatief en interactief
  5. Individueel en verschillend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Krachtige leeromgeving

A

Leeromgevingen die er toe bijdragen 5 kenmerken van Sociaal Constructivisme te realiseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Leren is constructief en cumulatief

A

Leren bouwt verder op wat reeds aanwezig is. Hierdoor ontstaat er nieuwe info en wordt er geleerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leren is doelgericht en contextgericht

A

De focus op doelen is belangrijker dan een op inhouden. Leren gebeurt in een realistische context.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Leren is actief en zelfgestuurd

A

De lln is zelf verantwoordelijk voor zijn leerproces (extra opzoekwerk, goede planning)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Leren is coöperatief en interactief

A

Het belang van interactie. Door bv discussie komen de lln in aanraking met nieuwe info of vaardigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Leren is individueel en verschillend

A

Verloop en resultaat is voor iedereen verschillend. Iedereen is uniek. Als we de verschillend herkennen zetten we max in op ontwikkelingskansen voor iedereen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Leerling kenmerken (BGS)

A

Voorkennis, motivatie en belangstelling, leerstijl, cognitieve vaardigheden en metacognitie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Onderwijskenmerken (BGS)

A

Onderwijsstijl LKR, media, didactiek, kenmerken klasgroep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Omgevingskenmerken (BGS)

A

Opleidingsniveau en sociaaleconomische niveau van ouder, buurt van de school, thuistaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Referentiekader (DDM)

A

Visie van de lerende. Iedereen heeft een eigen ‘bril’ om naar de wereld te kijken (waarden, normen, …)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Doelstellingen (DDM)

A

Welke doelen streven we na? Nastreven max. ontwikkelingskandel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Concrete lesdoelen

A

Afgeleid van LPD en worden vertaald naar specifieke activiteiten. Volgens 2 kenmerken Concreet en Operationeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Leerinhouden (DDM)

A

Welke inhoud past het best bij de doelen die we willen nastreven?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Didactische werkvormen (DDM)

A

Gepaste werkwijze vastleggen, dit is de werkvorm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Media (DDM)

A

Meest passende didactisch materiaal (Leerboeken, werkboeken, audiovisueel, tekeningen, cd’s, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Groeperingsvormen (DDM)

A

Werken we klassikaal in groep of individueel. Grote of kleine groepjes?

26
Q

Opvoedingsrelatie (DDM)

A

Leerkracht-lln relatie, bekrachtiging en modeling is belangrijk.

27
Q

Evaluatie (DDM)

A

Zijn de doelen bereikt? ==> nieuwe info BGS

28
Q

ET

A

Eindtermen. Minimumdoelen in het lager onderwijs die de overheid noodzakelijk acht voor een bepaalde leerlingenpopulatie.

29
Q

OD

A

Vaardigheden die de school moet nastreven, maar niet noodzakelijk bereiken. (In KO, BGWO, ANSO) (niet voor levensbesch.)

30
Q

Afwijkingsprocedure

A

OPZOEKEN

31
Q

Kernelementen ET/OD

A

KIVA

  1. Kennis
  2. Inzichten
  3. Vaardigheden
  4. Attitudes
32
Q

Fundamentele elementen ET/OD

A
  1. Ontwikkeling persoonskern
  2. Algemene ontwikkeling
  3. Specifieke ontwikkeling (via doelen)
33
Q

Context

A

De maatschappelijke realiteit, multiculturele en democratische werkelijkheid.

34
Q

Leergebieden

A

M&M, W&T, Taal, LO, MV, Wiskunde

35
Q

Begeleide verplichte activiteiten in grote groep

A

Activiteit met de hele klas (onthaal)

36
Q

Begeleide verplichte activiteiten in kleine groep

A

Activiteit in kleine groepjes, alle kleuters komen aan bod?

37
Q

Begeleide keuzeactiviteit

A

De lkr bied een activiteit aan, kleuters zieken zelf of ze deelnemen

38
Q

Vrij spel

A

Kleuters mogen volledig kiezen

39
Q

Homogene groep

A

Groepen waarin kleuters gelijkenissen vertonnen

40
Q

Heterogene groep

A

Verschillend, hierdoor kunnen kleuters van elkaar leren, worden ze uitgedaagd.

41
Q

Aanbiedende werkvorm

A

Leerkracht is actief bezig

42
Q

Interactieve werkvorm

A

Inzet op dialoog tussen leerlingen en tussen leerlingen-leerkracht. (klasgesprek)

43
Q

Coöperatieve werkvorm

A

Samenwerkingsvorm. Lln zijn actief in groep (groepswerk, rollenspel, …)

44
Q

Zelfstandig werk

A

Een individuele werkvorm.

45
Q

Grootstedelijkheid

A

Kenmerkend voor de grote stad

46
Q

Extensive Urban

A

Steden met meer dan 1 miljoen inwoners. (niet alleen grootte, maar ook mate van diversiteit)

47
Q

Diversiteit

A

verscheidenheid

48
Q

Ontwikkeling bij de jongste kleuter

A

Manipuleren en bewegen

49
Q

Ontwikkeling bij de oudste kleuter

A

Construeren en rollenspel

50
Q

Basismilieu

A

Vertrekpunt van je hoeken, de basis waarop je kan terugvallen. (GEEN THEMAMATERIAAL)

51
Q

Thematische verrijkingen

A

Materiaal dat erbij bijdraagt dat een (week) thema volledig tot leven komt (Sinterklaas, poppenhoek met cadeau, …)

52
Q

Waarom hoeken?

A
  1. Betrokkenheid
  2. Meer kansen eigen niveau ontwikkelen
  3. LKR observeren
  4. Leren kiezen
53
Q

Horizontale samenhang

A

Samenhang tussen de activiteiten in de klas

54
Q

Verticale samenhang

A

Geleidelijke opbouw van de inhoud

55
Q

Creatieve activiteiten

A

Tot uiting brengen wat innerlijk als belang wordt beleefd, minimum aan begeleiding. (kleuren, tekenen, boetseren, vouwen, scheuren, plakken)

56
Q

Opvoedende spelen

A

Gezelligheid en prikkelen vechtlust, oefenen sociale interactie, inzichten. (waarnemingsspel, motorisch spel, vormen, puzzel, …)

57
Q

Manipulatiespelen

A

Experimenteren met ongevormd en klein materiaal (zand en water). Grove-fijne motoriek, fantasiespel

58
Q

Nabootsingsspelen

A

Rollenspel in poppenhoek, winkel, huishouden. Nabootsen van grote mensen. Fantasie!

59
Q

Taal- en denkactiviteiten

A

Bib, poppenkast, verhalen luisteren. Werkelijkheid leren kennen, woordenschat, fantasie

60
Q

Constructiespelen

A

Doelgericht construeren, behendigheid, concentratie, timmeren, bouwen

61
Q

Geïntegreerd werken

A

Bij horizontale samenhang. Verschillende leergebieden tijdens 1 activiteit.