4.4 Voortgezet rekenen Flashcards

1
Q

Noem drie modellen die gebruikt worden om structuur van getallen duidelijk te maken.

A

het lijnmodel, zoals de getallenlijn
het groepjesmodel, zoals turven
een combinatiemodel, zoals het rekenrek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geef een voorbeeld van het lijnmodel

A

bijvoorbeeld de ballen tot en met 100

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geef een voorbeeld van het groepjesmodel

A

geldrekenen, bv munten van 2 in groepjes van 5 -> 10

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geef een voorbeeld van het combinatiemodel

A

bv rekenrek, eierdozen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de vier hoofdbewerkingen?

A

optellen
aftrekken
vermenigvuldigen
delen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke vier strategieën kennen we bij het hoofdrekenen tot honderd?

A

tellen (72 + 2 -> 73, 74)
rijgen (beste strategie)
splitsen
gevarieerd hoofdrekenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vertel wat rijgen inhoudt, bij de strategie tot honder

A

37 + 48 + 37 + 40 + 8

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vertel wat splitsen inhoudt, bij de strategie tot honderd

A

345 + 58 = 34 + 5 tientallen = 39 tientallen en 5 + 8 eenheden = 13 eenheden
390 + 13 = 403

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke strategieën horen bij het gevarieerd hoofdrekenen?

A
wisselen
schakelen
verdelen
termen veranderen
vergroten en verkleinen
vergroten of verkleinen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de wisseleigenschap? (strategie van het gevarieerd rekenen)

A

8 + 5 = 5 + 8

8 x 5 = 5 x 8

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de schakeleigenschap? (strategie van het gevarieerd rekenen)

A

16 + 4 + 5 = (16 + 4) + 5 = 25

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de verdeeleigenschap/splitseigenschap? (strategie van het gevarieerd rekenen)

A

kan alleen bij vermenigvuldigen en delen

3 x 14 = 3 x 10 + 3 x 4 = 30 + 12 = 42

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is ‘termen veranderen’? (strategie van het gevarieerd rekenen)

A

getallen voor en na een bewerking wordt ‘termen’ genoemd. Soms is het beter om ze te veranderen zodat je de som makkelijker maakt.
23 + 19 = 22 + 20 = 42

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is ‘vergroten én verkleinen’ ? (strategie van het gevarieerd rekenen)

A

kan alleen bij vermenigvuldigen

15 x 3 1/3 = 5 x 10 = 50

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is ‘vergroten óf verkleinen’ ? (strategie van het gevarieerd rekenen)

A

kan alleen bij delen

3 : 0,6 = 30 : 6 = 5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke tafels worden eerst aangeleerd

A

2, 5, 10

17
Q

Welke tafels worden als laatste aangeleerd

A

7, 8, 9

18
Q

Welke tafels worden als laatste aangeleerd

A

7, 8, 9

19
Q

Wat blijft een belangrijk uitgangspunt?

A

handeling-formule-koppeling

20
Q

Wat zijn ookalweer de vijf stappen van Galperin?

A
  1. oriëntatie op het probleem
  2. uitvoeren van de handeling, evt in materiële deelstappen
  3. materiële deelstappen als bij stap 2, maar de stappen hardop verwoord
  4. het uitvoeren van de handeling zonder materialen waarbij de leerling in zijn hoofd de handeling opzegt
  5. De handeling is verinnerlijkt
21
Q

Wat houdt de rekenstrategie cijferen in? En waarom is het minder handig?

A

346
283 +
___
629

Omdat je een deel in je hoofd moet doen. Dan moet je eea onthouden en daar is een probleem.

22
Q

Wat is kolom rekenen?

A

Je hoeft niets te onthouden. Je zet eerst de E, H en T onder elkaar

23
Q

Welke hoofdrekenstrategieen kennen we tot honderd? (4)

A
  • tellen
  • rijgen
  • splitsen
  • varia
24
Q

Welke strategieen vallen onder varia?

A
  • wisselen
  • schakelen
  • verdelen
  • termen veranderen
  • vergroten en verkleinen
  • vergroten of verkleinen