4. Handel en Ontwikkeling Flashcards

1
Q

traditionele beeld internationale handel

A

is dat elk land goederen en services aanbied die als uiteindelijke producten naar buitenlandse gebruikers worden geëxporteerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

global value chains

A

het volledige scala aan activiteiten die economische actoren ontplooien om een product op de markt te brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoezo bevat 70% van alle handel nu global value chains

A

doordat services, materialen, delen en componenten van goederen grenzen oversteken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

historische context WTO

A

voorganger WTO opgericht tijdens de Bretton-Woods conferentie in juli 1944

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

grootste doel WTO

A

economische samenwerking

gedeeld belang: het herstel van de internationale handel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

GATT

A

general agreement on tariffs and trade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

uitleg GATT

A

Het is een overeenstemming over aantal regels met als doel stapsgewijs dalen van tarieven (met veel uitzonderingen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

GATT principes en regels

A

alleen vaste tarieven toegestaan

non-discriminatie = gelijke regels voor alle WTO leden

national treatment = niet discriminerend tussen geïmporteerde en binnenlandse producten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

non-discriminatie

A

gelijke regels voor alle WTO leden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

national treatment

A

niet discriminerend tussen geïmporteerde en binnenlandse producten

geimporteerde en eigen producten zijn gelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

uitzonderingen van GATT

A

preferential agreements

beleidsterreinen

safeguards clause

nationale veiligheid en public policy doelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

preferential agreements

A

groepen landen mogen voordeligere afspraken onderling maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

beleidsterreinen uitzonderingen GATT

A

andere regels voor de landbouw en culturele producten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

safeguards clause

A

tijdelijke importbeperking (bijvoorbeeld een quotum of een tariefverhoging) die een land aan een product mag opleggen als de import van dat product zodanig toeneemt dat dit ernstige schade aan een binnenlandse industrie veroorzaakt of dreigt te veroorzaken.

import beperken wanneer schade voor binnenlandse industrie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

GATT –> WTO ontwikkeling

A

eerst focus op tarieven

later focus op anti-dumping / non-tariff barriers / landbouw

later ook diensten en intellectueel eigendom

later milieu / mensenrechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

waarom van GATT —> WTO

A

In 1995 veranderde de GATT officieel in de WTO.

dit ging vooral over verbreding en striktere handhaving door een geschillenbeslechting en vergelding. Ook was er sprake van een ‘all or nothing’ lidmaatschap.

verbreding / striktere handhaving

17
Q

WTO structuur

A

Ministeriele conferentie

Algemene Raad = uitgesplitst naar onderwerpen

Secretariaat

Geschillenbeslechting-orgaan

18
Q

lidmaatschap WTO

A

164 landen zijn lid en 98% van internationale handel EU-landen zijn dubbel lid, gezien dat de EU zelf ook lid is. De WTO is gevestigd in Geneve in Zwitserland.

19
Q

geschillenbeslechtiging WTO

A

bilaterale consultaties

formele klacht indienen bij het WTO  hier moet je economisch nadeel of consultatiepogingen aan kunnen tonen

panel van drie experts doet uitspraak

eventueel in beroep bij de Appelate Body

vergeldingssancties die goedgekeurd zijn door Dispute Settlement Body

20
Q

waarom ondertekenen lage inkomenslanden handelsverdragen

A

druk van grootmachten / economische voordelen en groei / afhankelijkheidsrelaties

21
Q

verschillende perspectieven op ontwikkeling

A

orthodox en kritisch / reform

22
Q

orthodox perspectief op ontwikkeling

A

oorzaak probleem = endogeen (binnenuit)

oplossing = traditionele –> moderne economie

proces = top down (expertise vanuit westen)

basisassumpties = take off point / trickle-down effect

indicatoren = GDP per capita, mate industrialisatie

23
Q

kritisch / reform perspectief op ontwikkeling

A

oorzaak = exogeen (buitenaf)

oplossing = systeemveranderingen

proces = bottom-up (door lokale kennis en technologie)

basisassumpties = sufficiency / duurzaamheid en inclusiviteit

indicatoren = vervuiling van human needs, zoals het HDI

24
Q

In 1980s en 1990s opkomst en dominantie van een neoliberaal paradigma

A

Washington Consensus, afnemende solidariteit met de 3e wereld, toenemende conditionaliteit van IMF en opkomende economieën, waardoor de verschillen binnen de G77 groter werd.

25
Q

post-Washington Consensus

A

beperkingen van de vrije macht. Wereldbank betrekt NGO’s en het IMF en WTO blijven sterk neoliberaal.

Private sector development als groeiend onderdeel van ontwikkelingssamenwerking. Groeiende nadruk op milieu en klimaat.