2. Theorieën Flashcards

1
Q

kritische theorie

A

zijn uitdagers van mainstream theorieën. Ze verschillen van elkaar op ontologie, epistemologie en methodologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

problem-solving theory

A

stelt de huidige orde niet in vraag, maar heeft tot gevolg dat de huidige situatie wordt gelegitimeerd en geratificeerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

critical theory

A

trekt de huidige status-quo in twijfel en zoekt uit hoe de huidige situatie is ontstaan. Gaat vaker over een proces waarbij verandering nodig is.

status-quo in twijfel, verandering nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

basisassumpties Marxisme

A
  1. klassenstrijd bourgeoisie / proletariaat
  2. kapitalistisch systeem bepaalt positie en belangen actoren
  3. unit of analysis is klasse
  4. internationale betrekkingen gekenmerkt door conflict (onderdrukking tussen of binnen landen)
  5. economische factoren zijn dominant
  6. kapitalisme kent uiteindelijk interne contradicties die het einde van het systeem betekent

klassenstrijd / kapitalistisch / conflict / economie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

dialectiek

A

dat iets maar voor een tijdelijke periode duurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

mode of production

A

de manier waarop productie is georganiseerd en plaatsvindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waarom / wanneer internationale organisaties in Marxisme

A

hegemoon gebruikt volgens het Marxisme internationale organisaties om de kapitalistische mode of production te verankeren en te versterken

laat dus dominantie kapitalistische klasse zien

rol io’s is dus politieke aanvulling / verankering van kapitalisme

instrument centrumlanden

kapitalisme verankeren / dominante klasse aanvullen / centrumlanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

marxisme en global governance

A

er is een kapitalistische mode of production

dominante klasse legt kapitalistisch model op, wat leidt to rijkdom voor weinig, armoede voor velen

internationale organisaties en dus ook global governance zijn middelen voor de dominante klasse om hun dominantie te bestendigen en te institutionaliseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

kritiek op marxisme

A

ziet economie als enige drijvende kracht

sprake van determinisme (geschiedenis volgt voorspelbare koers) ivm de voorspelde revolutie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

feminisme voortkoming

A

internationale en nationale protestbewegingen waarbij vrouwen buiten traditionele gender rollen traden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

basisassumpties feminisme

A
  1. gender is sociaal geconstrueerd en hangt samen met gepercipieerde geslachtsverschillen
  2. gender is veranderlijk –> cultuur en tijd specifiek
  3. houd zich bezig met houdingen, gedrag en rollen die met man en vrouw worden geassocieerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

feminisme en internationale relaties

A

representatie: te weinig vrouwen in hoge posities binnen internationale organisaties.

internationale organisaties bieden een nieuw forum in een andere arena dan staten.

ook is er een rol voor internationale organisaties in het opleggen / versterken van patriarchale dynamieken in mondiale en nationale contexten

representatie / nieuw forum / rol io in mannelijke dynamieken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

kritiek op feminisme

A

is feminisme wel een volledige theorie?

daarnaast spreken sommige stromingen elkaar tegen, dit maakt dat het niet een theorie is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

gedeelde basis feminisme

A
  1. bevragen van de verwachtingen die mainstream / traditionele theorieën hebben met een ‘gendered’ bril.
  2. blootleggen masculiene aspecten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

basisassumpties constructivisme

A
  1. realiteit is sociaal geconstrueerd
  2. objectieve realiteit bestaat niet
  3. sociale interactie verklaart de voorkeuren en
    belangen van internationale actoren’
  4. ‘anarchy is what the state makes of it’ = het gaat erom welke betekenis actoren samen aan hun wereld geven.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is belangrijk bij constructivisme

A

Ideeën, identiteiten en normen zijn belangrijk

Sociale factoren wegen zwaarder dan materiële factoren

17
Q

waardoor kunnen veranderingen in de internationale betrekkingen verklaard worden door constructivisme

A

door de veranderingen in belangrijke concepten door de tijd heen

18
Q

constructivisme en internationale relaties

A

focus op de invloed van internationale normen op statelijk gedrag.

socialisering van internationale actoren / waarden / identiteiten / sociale interactie binnen internationale organisaties.

internationale organisaties dus ook actoren op zich

invloed normen op statelijk gedrag / socialisering van io’s

19
Q

kritiek op constructivisme

A

geen theorie maar een benadering die vooral andere theorieën bekritiseert

genereert tegenstrijdige interpretaties zonder een methodologie om deze te evalueren.