3b Spijsvertering Flashcards
4 typen membranen
- Mucous membraan
- Serous membraan
- Cataneous membraan
- Synovial membraan
3 kenmerken mucous membraan
- Bedekt lichaamsopeningen die in verbinding staan met de buitenwereld (spijsverteringsstelsel, longen, urineweg- en reproductiestelsel)
- Epitheeloppervlaktes vochtig om:
o Wrijving te verminderen
o Betere absorptie en secretie - Bevat slijmbekercellen met microvilli
3 kenmerken serous membraan
- Bedekt holtes/ organen die niet in verbinding staan met de buitenwereld (o.a. buikholte) met een membraan (serosa)
- Dun en sterk
- Transudate: vocht om wrijving te reduceren
2 kenmerken cataneous membraan
- dik, waterbestendig en droog
- meerlagig plaveiselepitheel
4 kenmerken synovial membraan
- Bedekt holtes in gewrichtskapsel
- Maakt synoviale vloeistof (lubricant, dit is vloeistof in gewrichten)
- Beschermt de uiteinden van bot
- Bevat niet echt een epitheel (want het is niet helemaal aaneengesloten)
wat is niet juist? Zowel sereuse als muceuse membranen
a. Scheiden een vochtig product uit
b. Staan in contact met de buitenwereld
c. Bestaat uit epitheel en bindweefsel
d. Hebben als functie om wrijving te reduceren
b
wat is niet juist? Zowel sereuse als muceuse membranen
a. Scheiden een vochtig product uit ja, mucous of transudate
b. Staan in contact met de buitenwereld alleen muceuse staat in contact met de buitenwereld
c. Bestaat uit epitheel en bindweefsel alle membranen bestaan hier uit
d. Hebben als functie om wrijving te reduceren
Het spijsverteringsstelsel bestaat uit
mond slokdarm maag twaalfvingerige darm dunne darm blinde darm dikke darm endel darm anus
De weefsellagen in o.a. het spijsverteringsstelsel (van binnen naar buiten)
- tunica mucosa
- tunica submucosa
- tunica muscularis externa
- tunica serosa (darm) / adventitia (slokdarm)
kenmerken tunica mucosa
- buitenste weefsellaag in het spijsverteringsstelsel.
(dit is de villi/ darmvlok met slijmvlies); - zorgt voor resorptie van voedsel (nutriënten), slijmproductie en optimaal contact met de darminhoud. Onderdelen van buiten naar binnen:
a. Epitheel
b. Lamina propria: bevat fibroblasten, capillairen en lymfocyten > 1e barrière voor het afweersysteem.
c. Muscularis mucosa (dit is het laagje dat tussen de tunica mucosa en de tunica submucosa ligt, circulaire en longitudinale spieren)
kenmerken tunica submucosa
2 de laag vanaf buiten in het spijsverteringsstelsel.
Bevat:
a. Dicht fibro-elastisch bindweefsel (net zoals de tunica serosa)
b. Plexus submucosa (= zenuwknopen> aangegeven met gele bolletjes)
c. Bevat ook veel lymfatische en vasculaire componenten:
i. bloedvaten: opnemen voedingsstoffen
ii. lymfevaten: bevatten veel B- en T-cellen, dit is de eerste barrière van het immuunsysteem.
kenmerken tunica muscularis externa
dit is de grote spierlaag (2 typen spier) aan de buitenkant. Dit zorgt voor de peristaltiek. Bevat:
a. Circulaire spieren (als deze samentrekt wordt de diameter kleiner, deze zit aan de binnenkant) & longitudinale spieren (als deze samentrekt wordt de darm korter, deze zie je aan de buitenkant). Het is gladspierweefsel; je kan dit niet zelf bewegen.
b. Plexus myentericus (zenuwknopen; zorgen voor peristaltiek)
kenmerken tunica serosa
buitenste laag v.d. dunne darm. Het sluit de darm af met mesotheel en is continu met het buikvlies. De darm hangt aan het buikvlies in de buikholte. Bevat:
a. Bindweefsel (membraan) bestaande uit collagene vezels, bekleed aan de buikholtezijde met een 1-lagig plaveiselepitheel (mesotheel).
Oppervlakte vergroting in de dunne darm gebeurt op 3 manieren
- plicae circularis (mucosa en submucosa): darm vlokken > 3x
- darmvilli > 10x
- microvilli > 20x
2 voordelen van glycocoalyx
Glycocoalyx: dit zijn suikergroepen en zij binden aan spijsverteringsenzymen. Aanwezig in mucosa.
Voordelen:
1) bescherming: enzymen kunnen geen eiwitten van de darm zelf afbreken
2) terminale vertering van dipeptides en disachariden: stoffen die vrij komen tijdens afbraak van suiker kunnen gelijk worden geabsorbeerd door de cellen.
epitheel van de slokdarm en dat van de dunne darm zijn beide:
a. Meerlagig
b. Cilindrisch
c. Verhoornd
d. Geen van bovenstaande
d
epitheel van de slokdarm en dat van de dunne darm zijn beide:
a. Meerlagig slokdarm is wel meerlagig, dunne darm is enkel lagig
b. Cilindrisch slokdarm is plaveisel, dunne darm is cilindrisch
c. Verhoornd zijn ze beide niet
d. Geen van bovenstaande
Innervatie wordt verzorgd door 2 systemen
- het enterische systeem
2. sympatische en parasymatische vezels
2 typen zenuwknopen en hun functie
- Plexus submucosa/ plexus van Meissner:
- regelt secretorische activiteit en bewegingen van mucosa
- deze vind je in het submucosa
- sensorische neuronen: informatie verschaffen over de inhoud van de darm - Plexus myentericus/ plexus van Auerbach:
- zorgt voor peristaltiek
- deze vindt je tussen de spierlagen in
- sensorische neuronen: informatie verschaffen over de mate van uitzetting van de darm
Functie van sympatische en parasympatische vezels
- zij sturen het enterische systeem aan
- sympatisch: in rust
- parasympatisch: actie > deze is vooral belangrijk bij het spijsverteringsstelsel.
Wat vind je in een zenuwknoop?
Motorneuronen en gliacellen (doen ondersteunend werk voor de motorneuronen)
de slokdarm bevat spieren die bewust kunnen worden samengetrokken en bevat daarvoor dus:
a. Glad spierweefsel
b. Dwarsgestreept skeletspierweefsel
c. Plexus submucosa
d. Neuronen van het autonome zenuwstelsel
b
de slokdarm bevat spieren die bewust kunnen worden samengetrokken en bevat daarvoor dus:
a. Glad spierweefsel dit kan je niet bewust samentrekken, het hoort bij het autonome zenuwstelsel
b. Dwarsgestreept skeletspierweefsel hier heb je wel controle over; armen, benen, tong
c. Plexus submucosa
d. Neuronen van het autonome zenuwstelsel alleen te gebruiken bij niet willekeurige controle