2a Bindweefsel Flashcards
Geef meerdere functies van bindweefsel
- het lichaam beschermen tegen micro-organismen
- structureel framework bieden
- beschermen van kwetsbare organen
- opslaan van energie reserves
- ondersteunen, omringen en verbinden van verschillende typen weefsel
- transport van opgeloste stoffen
Geef de 4 typen bindweefsel
- vezel en losmatig bindweefsel
- vloeibaar bindweefsel
- kraakbeen en been
- endotheel en mesotheel
Wat zijn de cellen die worden gevonden in vezel en losmatig bindweefsel?
fibroblasten, fibrocyten, adipocyten, mesenchymaal cellen, macrofagen, mest cellen, lymfocyten, microfagen en melanocyten.
Een gebrek aan vitamine C in het diet gaat gepaard met de mogelijkheid om collageen te produceren door fibroblasten. Welke effect heeft dit op bindweefsel?
Het bindweefsel wordt slap en kwetsbaar voor schade door een verminderde collageen productie.
Veel allergische mensen nemen antihistamine om symptomen te verminderen. Welke cel produceert het molecuul dat dit medicijn blokkeert?
Mest cellen en basofielen produceren histamine, dit blokkeert antihistamine.
Welke 2 typen bindweefsel hebben een vloeibaar matrix?
Bloed en lymfe.
Waarom geneest bot sneller dan kraakbeen?
Bot heeft een rechtstreekse bloedtoevoer en kraakbeen niet.
Als een persoon een hernia heeft, gekenmerkt door verplaatsing van het kraakbeenkussen tussen de wervel, welk type kraakbeen is dan beschadigd?
Fibreus kraakbeen.
3 typen vezel bindweefsel
- collageen bindweefsel
- reticulair bindweefsel
- elastisch bindweefsel
3 kenmerken van collageen bindweefsel
- collageen ligt parallel, dicht op elkaar en uitgelijnd
- opgebouwd uit tropocollageen en triple helixen
- zorgt voor sterkte verbinding, spiertrekkingen, verminderd weerstand tussen spieren en stabiliseert de positie van botten
Waar vind je collageen bindweefsel?
pezen, tussen skeletspieren en skelet, tussen botten, ligt over spieren.
kenmerken reticulair bindweefsel
- heeft geen speciaal patroon
- ligt om organen heen
- zorgt voor kracht om het bij elkaar te houden en voorkomt vergroting van organen (blaas)
Waar vind je reticulair bindweefsel?
om inwendige organen heen
en periostea en perichondria, zenuw en spier omhulsels en dermis (bindweefsel onder de huid)
kenmerken elastisch bindweefsel
- bestaat uit microfibrillen en elastine
- stabiliseert positie, absorbeert schokken, laat expansie toe.
Waar vind je elastisch bindweefsel?
tussen delen van de ruggengraat, ligamenten in de penis en bloedvaat wanden
Waaruit bestaat de tussenstof?
- grondsubstantie (proteoglycanen & adhesive glycoproteïnen)
- collageen
Mesenchymaal cellen
Mesenchymaal cellen
• Dit zijn stamcellen en reageren op lokaal letsel of infectie door het produceren van dochtercellen die differentiëren in fibroblasten, macrofagen or andere cellen.
Chondrocyt
Chondroblast: een voorloper van de chondroblast
Chondrocyt: volwassen kraakbeencel
Adipocyten
Adipocyten
• Dit zijn vet cellen.
• De kern, organellen en cytoplasma zijn naar 1 kant gedrukt.
• Hoeveelheid en locatie verschilt per individu.
Fibroblasten
Fibroblasten
• Zijn altijd aanwezig in de cel en hier zijn er het meest van. Deze vind je in vezelbindweefsel.
• Scheidt hyaluron (houdt epitheel cellen samen) en eiwitten uit. Zij maken samen grond substantiie. Ook scheidt het eiwitten uit die grote extracellulaire vezels maakt.
Mesotheel cel
• Bekleding van buikvlies
Endotheel cel
• Wandvorming van bloedvaten
osteocyt
- Osteoblast: voorloper van osteocyt & osteocyt: botcel
- Botweefselcel: maakt been.
- Behoudt bot matrix
- Bevat canaliculi (uitstulpingen), hiermee heeft de cel contact met andere osteocyten.
- Ligt rondom bloedvaten > netwerk tussen bloedvaten, intersitiële vloeistof en osteocyten.
Macrofagen
Macrofagen (‘big eater’)
• Afkomstig uit bloed, verplaatsen zich naar weefsel.
• Zij eten beschadigde cellen of pathogenen die het weefsel binnen dringen.
• Als ze geactiveerd worden, laten ze chemicaliën vrij die het immuun systeem activeren en andere cellen aantrekken.
• Ze zijn niet overvloedig aanwezig, maar wel belangrijk als bescherming.
• Er zijn 2 soorten: fixed macrofagen (zijn lange periodes in een weefsel) en vrije macrofagen (bewegen tussen weefsels in ).
• Ze hebben soms specifieke namen: huid (cellen van Langerhans), lever (Kupffer), long (stofcellen), hersenen (microglia).
• Hetzelfde als monocyten uit weefsel.