372-384 (+woordvorming) Flashcards
1
Q
locus
A
loci
de plaats; de gelegenheid
2
Q
ramus
A
rami
de tak
3
Q
causa
A
causae
de oorzaak; de reden; het proces
4
Q
cena
A
cenae
het avondmaal
5
Q
hora
A
horae
het uur
6
Q
villa
A
villae
de villa; het landgoed
7
Q
concilium
A
concilii
de overleg; de raad; het plan
8
Q
pretium
A
pretii
de prijs
9
Q
flos
A
flor-is, m.
de bloem
10
Q
arbor
A
arbor-is, v.
de boom
11
Q
plenus
A
-a, -um
vol
12
Q
invitare
A
invito
uitnodigen
13
Q
haerere
A
haereo
vastzitten
14
Q
aeger
A
een/de zieke
15
Q
Romani
A
de Romeinen