3.6 P3 SAM Flashcards

1
Q

Bewustzijn

A

alles wat bewust wordt geregistreerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Aandacht

A

proces dat focust op specifieke kenmerken. Het is een vernauwing van de selectie van je bewustzijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Koch & Tsuchiva: aandacht en bewustzijn

A

Zeiden dat bewustzijn en aandacht twee verschillende denkprocessen zijn. Aandacht is top-down process dat specifieke aandacht selecteert op waar de hersenen om vragen. Bewustzijn is botum up. In de realiteit weten we dat de twee processen samenwerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bewuste conjunctie processen

A

Bewuste processen hebben veel aandacht nodig. Deze aandacht is nodig om conjuncties te zoeken, dat zijn combinatie van kenmerken die lijd tot het doel. Door te oefenen kunnen conjuncties sneller gevonden worden.

Kenmerken worden sereel (paralel langs elkaar) verwerkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Negatieve vs positieve stimuli

A

negatieve stimuli worden sneller verwerkt in conjuncties dan positieve.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Automatische processen

A

Zijn onbewuste processen en hiervoor is geen aandacht nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Verdeelde en selectieve aandacht

A

Bij veel informatie wordt de belangrijkste informatie uitgekozen.

VB. bij veel informatie wordt aandacht gefocust op belangrijkste dingen, bij weinig info zie je ook de details.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

V4 cellen

A

V4 is een gebied met voornamelijk kleurcellen, maar ook oreintatie. V4 cellen reageren optimaal bij een bepaalde oriëntatie/kleur, maar reageren ook (minder krachtig) op oriëntaties/kleuren die daarop lijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

TE-gebied

A

gebied aan het eind van de visuele stroom. Hier zijn vooral neuronen voor verwerken van objecten. Kunnen items parallel verwerken doordat items serieel geselecteerd worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Pulvinar complex

A

neuronen in pulvinar reageren krachtiger op stimuli die het doel zijn van gedrag. Als de pulvinar complex stimuli ziet die helpen behalen van een bepaald doel, dan verstoort het de aandacht op de ruimte en gaat de aandacht naar die specifiek stimuli.

Vb. Doel is je vriendin in de ruimte zoeken. Als je vriendin ziet, dan gaat pulvinar complex alleen aandacht geven aan vriendin.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Reden dat mensen met rechter temporaal letsel meer contralateral neglect dan linker temporaal letsel laten zien:

A

is omdat de rechter parietale cortex alleen actief is als een stimulus zowel links als rechts in visueel veld is en in linker parietale cortex alleen in het rechter visueel veld te zijn (contralaterale verwerking). ??

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Aandacht in parietale kwab en occipitale kwab

A

Parietale kwab: vooral aandacht voor locatie en sensorische aspecten.

Occipitale kwab: aandacht voor V2,3,4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Peterson en Posner hadden theorie met 3 aandachtsprocessen

A
  1. Alerting netwerk: aandachtsproces om alert te blijven en stimuli alert te detecteren. Dit doet Reticulaire activerende systeem (RAS). Werkt met adrenaline.
  2. Oriënteernetwerk: aandachtsproces dat orieenteert naar een bepaalde stimulus. Dorsale systeem: zorgt voor orientatie van sensorische stimuli (top-down).
    Ventrale systeem: scant binnengekomen sensorische informatie/stimuli en verschuift de aandacht daarheen als dat nodig is (botum-up).
  3. Executieve controlenetwerk:
    Dorsolaterale-PFC-parietaal netwerk: taakaanstructies (top-down).
    Anterior cingulate netwerk: laten aanhoudende activiteiten zijn tijdens een taak (top-down).
    Stress: interfereert met frontoparietale executeive aandacht netwerken, waardoor prestatie vermindert.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Synchronie door aandacht

A

aandacht verhoogt de synchrone samenloop van neuronen in een populatie. In de onbewaakte conditie is er geen aandacht en lopen de neuronen niet tegelijk. In de bewaakte conditie is er aandacht op neuronen en lopen de neuronen tegelijk waardoor er meer mV vrijkomt en EPSP wordt behaald, waardoor er een actiepotentiaal is. Met aandacht is dus meer actiepotentialen, dus beter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bewijs dat visuele cortex aandacht gedreven is (3):

A
  1. Inattentional blindness: mensen merken een gebeurtenis niet op, omdat de aandacht op een andere stimulus is.
  2. Change blindness: mensen zien GEEN veranderen, omdat ze het niet verwachten.
  3. Attentional blink: mensen detecteren een 2e visueel doelwit niet binnen 0.5 seconden nadat het 1e wordt gepresenteerd. Aandacht op het 1e doelwit voorkomt bewustzijn van de 2e. Lijkt een beetje op inattentional blindness, alleen bij attentional blink wordt er WEL aandacht gericht.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Sensorische neglect

A

iemand reageert niet op een sensorische stimuli door letsel aan temporoparietale junctie. Neglect komt voor bij frontale kwabschade.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Frontale kwab functies

A

Functies zijn: executief functioneren; planning, keuzes maken, externe stimuli negeren, doelgericht werken, organisatie van gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Frontale kwab onderverdelen in 4 categorie:

A
  1. Premotor Cortex (PM):
    - Dorsale Premotor cortex: kiest bewegingen uit op reactie op externe cues.
    - Ventrale Premotor cortex + Inferieure frontal gyrus: spiegelneuronen die andersmans bewegingen herkennen.
  2. Primaire motocortex (M1): initieert bewegingen (nadat ze zijn gekozen door de premotorcortex).
  3. Prefrontal cortex (PFC): reguleren van gepaste bewegingen en gedrag op gepaste tijd en plaats. Dit wordt beslist op basis van: interne cues (informatie uit geheugen), externe cues (stimuli van buiten), context cues (context en emotionele context) en autonoetic aweness (=zelfbewustzijn).
    - Dorsolaterale PFC: hebben connecties met post partietale gebieden. Zie afbeelding.
    - Ventromediale PFC: is gelinkt met structuren voor emotioneel gedrag.
    - Orbitofrontale Cortex: communiceert met amygdala en hupothalamus voor veranderingen in emotie.
  4. Anterior cingulate cortex (ACC): gespecialiseerde neocortex, maakt connecties met motor, premotor, prefrontale cortex en insula.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Pre motor cortex (PM)

A

Premotor Cortex (PM):

  • Dorsale Premotor cortex: kiest bewegingen uit op reactie op externe cues.
  • Ventrale Premotor cortex + Inferieure frontal gyrus: spiegelneuronen die andersmans bewegingen herkennen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Primaire motorcortex (M1)

A

Primaire motocortex (M1): initieert bewegingen (nadat ze zijn gekozen door de premotorcortex).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Prefrontal cortex (PFC)

A

Prefrontal cortex (PFC): reguleren van gepaste bewegingen en gedrag op gepaste tijd en plaats.

Dit wordt beslist op basis van:

  • interne cues (informatie uit geheugen)
  • externe cues (stimuli van buiten)
  • context cues (context en emotionele context)
  • autonoetic aweness (=zelfbewustzijn).

PFC bestaat uit:

  • dorsolateraal
  • ventrolateraal
  • orbifrontaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Anterior cingulate cortex (ACC)

A

Anterior cingulate cortex (ACC): gespecialiseerde neocortex, maakt connecties met motor, premotor, prefrontale cortex en insula.

Functie: emphatie, impus control, emotion, besluitmaking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Default network

A

netwerk dat actief is in brein als je niets doet, ook actief als je nadenkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Salience network

A

moduleert activiteiten van andere netwerken, grijpt in als er gedragsverandering is en er dus geswitcht moet worden naar een ander netwerk.

25
Q

Onbewuste inferentie

A

Onbewuste inferentie: onbewust proces door ervaring die gebruikt word om keuzes te maken, soort onderbuikgevoel.

26
Q

Emotie:

4 componenten

A

Emotie:
cognitieve interpreatie van subjectieve gevoelens. Een bewust subjectief gevoel over een stimulus.

Ervaren van emotie heeft 4 componenten:

  1. Psychofysiologie: hartslag, bloeddruk, hormonen.
  2. Onderscheiden motorgedrag: gezichtsuitdrukking, stem, postuur.
  3. Eigen gevoel
  4. Onbewust gedrag: we maken soms keuze op intuitie/onderbuikgevoel/emotie.
27
Q

James Papez

A

stelt dat limibische structuren de basis vormen voor emotie in het brein. Vind dat alles om emotie heen is gemaakt in het brein.

28
Q

Klüver-Bucy syndroom:

A

verlies van emotie, tamheid, heel erotisch, dingen in de mond doen (gedragingen als een kind) en ongepaste erotische gedragingen. Eigenlijk wordt er geen gedrag gecheckt en geremd (= wat frontale cortex doet). Dit kan komen door hersenvliesontsteking.

29
Q

Emotie breingebieden:

A

De Prefrontale cortex (vooral Ventrale PFC en centromediale gebieden in de PFC) en de amygdala verwerken emotie.

30
Q

Orbitofrontale cortex

A

Orbitofrontale cortex: belangrijk in emotie omdat het associeert welke dingen positief of negatief zijn. Kan deze associaties ook veranderen. Vb. Chocolade activeert de orbitofrontale cortex.

Emotie, besluitvorming en sociaal gedrag (beetje zelfde als vPFC)

31
Q

Amygdala

A

Amygdala: krijgt alle sensorische input. Identificeert stimuli als wel of niet leuk. Amygdala speelt dus een rol in waarden aan emotionele en andere omgevingsstimuli.

Amygdala werkt botum-up

32
Q

Wisconsin Card-Sorting Task

Stroop Taak

A

Functie: Responsinhibitie

Breingebied: Testen van dlPFC-functie

33
Q

Thurstone Word Fluency Test

A

Functie:Verbale vloeiendheid

Breindgebied: Linker hemisfeer dorsomediaal letsel boven het anterior cingulate gebied presteren het slechtst

34
Q

Gotman-Milner Design Fluency Test

A

Functie: Non-verbale vloeiendheid

Breingebied: Rechter frontale schade

EB: Got, man. Dan spreek je niet vloeiend, dus non-verbale vloeiendheid

35
Q

Hand dynamometry
Finger tapping speed
Movement sequencing

A

Functie: Motor

Breingebied: Letsel in de buurt van de precentrale of postcentrale gyri

36
Q

Token Test
Spelling
Fonetische discriminatie

A

Functie: Taalbegrip

Breingebied: Linker frontale kwabschade in Broca’s area kan gebreken in taalbegrip en productie produceren

37
Q

Self-ordering task

A

Functie:
Werk (temporaal) geheugen

Breingebied: Frontale kwabschade voor verbale taak, rechter frontale schade voor non-verbale taak

38
Q

Tower of London of Hanoi

A

Functie: Planning

Breingebied: Schade aan linker of rechter PFC

39
Q

Stoornissen die de frontale kwabben aantasten:

A
  • Schizofrenie: abnormale dopaminepaden in frontale kwabben, verminderde bloedstoorm en atrofie in kwab.
  • Parkinson: verlies aan dopaminecellen, dit beinvloed PFC indirect.
  • Korsakoff: schade aan PFC door alcohol.
  • Drugsverslaving: abnormaliteiten in PFC, geassocieerd met besluitvormingskenmerken die de verslaving aanhoud.
  • Langdurige stress: neuronenstructuur verandert in PFC.
40
Q

Frontale kwabletsel:

Verstoring van motorfunctie:

A

Verstoringen van motorfunctie:

  1. Fijne bewegingen, snelheid en kracht: door schade aan primaire motorcortex.
  2. Bewegingsprogramering: door schade aan motorcortex in de frontale kwab.
  3. Vrijwillige staar: mensen konden niet meer vrijwillig focussen op een object. Door schade aan visuele veld van motor-cortex.
  4. Corollary discharge/reafference: bewegingsproductie wordt verstoord en interfereert met het signaal naar de rest van het brein waar de beweging plaatsvind.
  5. Spraak: spraak vereist het ophalen van woorden op basis van categorieen. Letsel aan het Broca gebied lijd tot letsel waardoor je de woorden niet meer kan ophalen uit het geheugen.
41
Q

Frontale kwabletsel:

Verlies van divergent denken:

A

Verlies van divergent denken:
Divergent denken kan worden gemeten met een intelligentietest die het aantal en de variatie van de antwoorden benadrukt.

  1. Gedragsspontaniteit: letsel aan de frontale kwab lijdt tot verlies van spontaan gedrag en verlies van spontane spraak.
  2. Strategieformatie: letsel aan frontale kwab lijdt tot verslechterde vorming van plannen en strategieen voor het oplossen van problemen. Frontale cortex beoordeelt de plannen namelijk.
42
Q

Frontale kwabletsel:

Omgevingscontrole van gedrag

A

Omgevingscontrole van gedrag:

  1. Respons inhibitie: letsel aan frontale kwab lijdt tot moeilijkheden in flexibel gedrag op situaties. Weinig verschillende copingsstrategieen. Frontale cortex zorgt voor flexibel gedrag.
  2. Risiconemen en regels breken: letsel aan frontale kwab lijdt tot moeilijkheden met het opvolgen van regels.
  3. Zelfregulatie: verlies van zelfregulatie dor letsel, maakt het moeilijk om levensgebeurtenissen in de context te plaatsen.
  4. Associatief leren: letsel aan frontale kwab lijdt tot moeilijk selecteren van de juiste response op een bepaalde situatie.
  5. Slecht temporaal geheugen:
    Temporaal geheugen: kan worden getest door geheugentest waarin je dingen in de juiste volgorde moet zetten Vb. 638 368. Mensen met frontaal kwabletsel presteren normaal op deze test, maar laag op herkenningstest.
43
Q

Frontale kwabletsel:

Andere symptomen

A

Andere symptomen:

  1. Verslechterd sociaal gedrag: mensen met letsel aan frontale kwab laten negatieve veranderingen in persoonlijkheid en verminderde sociale vaardigheden zien.
    Pseudodepressie: verlies van initiatief, verminderde sekseuele verlangens, weinig emotie.
    Pseudopsychopathie: onvolwassen gedrag, gebrek aan empahtie, grove taal, gebrek aan sociale manier (puberteit).
  2. Seksueel gedrag: minder zin in seks, maar nog wel zelfde frequentie (Dorsolaterale letsel).
44
Q

Prefrontal cortex (PFC)

Onderverdeelt in 3 delen.

A
  • Dorsolaterale PFC: Werkgeheugen, probleemoplossingen en de integratie van nieuwe vaardigheden.
  • Ventromediale PFC: is emotie, besluitvorming en sociaal gedrag.
  • Orbitofrontale Cortex:
    emotie, besluitvorming en sociaal gedrag (beetje zelfde als vPFC).
45
Q

Executief functioneren

A

verschillende cognitieve, emotionele en gedragsveranderingen.

Het zijn cognitieve processen die basisprocessen coördineren voor het oplossen van complexe gedragingen, geassocieerd met abstractere en fylogenetisch geëvolueerde functies.

46
Q

Artikel Ruiz-Gutiérrez et al. (2020) Methode

A

Patienten met fokal letsel in PFC onderzoeken dmv taakprestaties te onderzoeken om Executief functioneren te meten. En zo de relatie tussen PFC en EF te onderzoeken.

Onderzocht werd:

  1. PFC letsel en besluitvorming (vmPFC)
  2. PFC letsel en moraal redeneren (vmPFC)
  3. Prefrontaal letsel en werkgeheugen (dlPFC)
47
Q

Artikel Ruiz-Gutiérrez et al. (2020)

Resultaten artikel vmPFC, dlPFC

A
  1. Besluitvorming:
    De vmPFC is verantwoordelijk voor besluitvorming, maar de amygdala, insulaire en somatosensorische cortex zijn ook betrokken.
2. Moraal redeneren:
utilitaire beoordelingen (redeneren op basis van gevolgen van een feit) komen door cognitieve mechanismen gebaseerd op de dlPFC, en non-utilitaire beoordelingen (gebaseerd op emotionele ervaringen) hangen meer af van de vmPFC. 

De vmPFC is wel een vereist gebied voor de normale generatie van emoties en morele beoordelingen.

  1. Werkgeheugen:
    de visueel-ruimtelijke agenda is dus een onderdeel van het werkgeheugen en heeft een rol bij de dysfunctie van letsel aan de dlPFC.
    Mensen met schade aan de OFC kunnen dus niet leren door beloningen en vooral niet door straffen.

Samengevat:

  • Besluitvorming –> vmPFC
  • Moraal redeneren –> feiten –> dlPFC
    - -> emotie –> vmPFC
  • Werkgeheugen –> dlPFC
48
Q

Common Currency Model

= Besluitvorming PFC

A

Common Currency Model stelt dat de vmPFC de subjectieve waarde berekent van elke optie in een abstracte ruimte van waarden, waardoor andere opties vergeleken worden en het informeert dan het motorsysteem voor de winnende optie. De sensorische signalen worden gecontextualiseerd door motiverende en cognitieve signalen en worden dan naar de vmPFC gebracht.

49
Q

Somatische markeringen

= Besluitvorming PFC

A

Somatische markeringen zijn de emoties die zich manifesteren in de vorm van bepaalde lichamelijke fysiologische veranderingen.

50
Q

Morele sensitiviteitshypothese

= Besluitvorming PFC

A

Morele sensitiviteitshypothese vloeien keuzes in morele en sociale dilemma’s voort uit de goede functionering van neuronale circuits die verantwoordelijk zijn voor cognitieve en emotionele processen. De reden voor het verstoorde gedrag komt door een mislukking om emotionele of morele implicaties te anticiperen van hun handelingen en/of overtuigingen, en deze functie ligt in de vmPFC.

51
Q

Limitaties Ruiz-Gutiérrez et al. (2020):

A

weinig participanten, geen rekening gehouden met andere variabelen, grote heterogeniteit.

52
Q

Ventraal

A

Voorkant/anterior

53
Q

Vaidya & Fellows 2015 artikel

A

Kijkt naar Ventromediale Frontale Kwabschade:

54
Q

Vaidya & Fellows 2015 artikel 3 condities

A

Er werd gekeken naar mensen met VMF-schade in 3 verschillende condities:

  1. Free viewing: mensen kregen gezichtsuitdrukkingen en moesten zelf bedenken welke emotie dat was.
  2. Gaze contigent viewing: staren naar angstgezichten en ogen selectief richten op gezichtskenmerken om informatie op te halen.
  3. Instructied viewing: angstgezichten beoordelen, maar instructie om alleen naar de ogen te kijken.
55
Q

Vaidya & Fellows 2015 artikel

emotieherkenning

A

emotieherkenning komt vaak door beperking in het focussen van aandacht op emotioneel informatieve kenmerken van het gezicht, met name de ogen vertellen veel.

56
Q

Vaidya & Fellows 2015 amygdala

A

Amygdala is nodig voor botum-up oriëntaties van gezichtstumuli, maar niet doelgericht top-down.

57
Q

Vaidya & Fellows 2015 resultaten

A

VMF-schade beïnvloed de herkenneng van subtiele emotionele uitdrukkingen en niet extreme uitdrukkingen (die blijft nog wel goed).
Dit is bij zowel free viewing, gaze orientated viewing of instructed viewing hetzelfde. Het alleen fixeren op de ogen (bij instructed viewing) had dus weinig nut.

Dus VMF-schade beïnvloedt de interpretatie van emotionele inhoud in gezichten, zonder het fixatiepatroon op gezichtsuitdrukkingen te beïnvloeden.

58
Q

VMF is dus nodig:

A

De VMF is nodig voor de interpretatie van emotionele informatie voor emotionele categorieën en niet voor de oriëntatie van de aandacht op kenmerken waar deze informatie visueel beschikbaar is.

59
Q

Frontale kwabschade buiten de VMF:

A

beïnvloed de specialiteit voor angstbevoordelingen gebaseerd op beperkte visuele informatie.