3.3 Geneparen Flashcards

1
Q

Homozygoot

A

Als je steil haar hebt, zijn je genen voor de haarvorm gelijk aan elkaar. Je bent dan homozygoot voor de eigenschap steil haar ( homo=gelijk)

Als je krullend haar hebt zijn je genen voor de haarvorm ook gelijk aan elkaar. Je bent dan homozygoot voor de eigenschap krullend haar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Heterozygoot

A

Een genenpaar voor de haarvorm kan bestaan uit 1 gen voor steil haar en 1 gen voor krullend haar. De twee genen voor haarvorm zijn dan ongelijk. Dan ben je heterozygoot (hetero=ongelijk)
Het haar is dan krullend want het gen voor steil haar heeft geen invloed op het uiterlijk. Het gen voor krullend haar is sterker dan het gen voor steil haar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Dominant gen

A

Bijvoorbeeld bij haar. Als iemand het gen voor steil haar en het gen voor krullend haar heeft wordt het haar krullen. Dit komt omdat het krullend haar gen sterker is. Dit noem je een dominant gen.
Het gen voor stijl haar is recessief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Recessief gen

A

Als iemand een gen heeft voor stijl haar en een gen voor steil haar wordt het haar krullend. Het gen voor de krullen is dan sterker (dominant) het gen voor stijl haar is recessief.
Een recessief gen zie je alleen terug in het fenotype als er geen dominant gen aanwezig is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Letters voor de genen

A

Een dominant gen geef je aan met een hoofdletter
Een recessief gen met een kleine letter

Dus iemand die homozygoot is voor steil haar is aa
een persoon die heterozygoot is voor krullen haar Aa
iemand die homozygoot is voor krullen haar is AA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Intermediar fenotype

A

Als het onderscheid tussen een dominante en recessieve eigenschap niet duidelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly