3.2 Dementie preventie, interventie en zorg (Livingston et al., 2017) Flashcards
Welke vorm van dementie komt het meest voor?
- Alzheimer
- Vascular dementie
- Dementie met Lewy bodies
Preventie van Dementie
4
- Educatie: een vermindering in leeftijd-specifieke prevalentie is geassocieerd met een stijging in educatie.
- Leeftijd: is de grootste risicofactor voor dementie. Er kan een interactie zijn tussen leeftijd, neuropathologie, comorbiditeit en de klinische presentatie.
- Cognitieve veerkracht: sommige mensen met neuropathologische veranderingen van Alzheimer hebben geen dementie, dit duidt op resilience. Zij kunnen meer neuropathologie tolereren zonder een cognitieve en functionele achteruitgang en ontwikkelen daarom langzamer dementie. Minder cognitieve reserve leidt tot een eerdere ontwikkeling van dementie. Fysieke beweging, intellectuele stimulatie of vrije tijdsactiviteiten zijn factoren die de cognitieve reserve verbeteren.
- Resilience: moet tijdens behandeling gepromoot worden. Kan verbeterd worden door: gezonde leefstijl, educatie en andere intellectuele stimulatie. Verbeterde SES tijdens zwangerschap en kindertijd zijn beschermende factoren voor dementie.
Preclinical Alzheimer
Er zijn vroege Alzheimer veranderingen, maar geen geheugenbelemmeringen.
Het wordt gekenmerkt door biomarkeringen of de pathologie van Alzheimer zonder signalen of symptomen.
Het hoofddoel: mensen te identificeren die een hoog risico hebben op dementie, zodat ze een mogelijkheid hebben voor behandeling om de cognitieve achteruitgang tegen te gaan of te vertragen.
Wat is de meest accurate voorspeller van dementie van milde cogntieve beperking?
Amyloide-positiviteit op scans, hierbij kreeg 59% dementie binnen 3 jaar.
De exacte voorspeller is nog onbekend.
Milde cognitieve beperkingen
Ook wel cognitieve beperkingen geen dementie.
Is een objectieve cognitieve beperking, gerapporteerd door een patient of familielid, in een persoon met normale functionering zonder dementie. Er zijn 2 soorten:
1. Amnestische milde cognitieve beperking: mensen met een bepaalde beperking van het episodisch geheugen dat vaak ontwikkelt tot Alzheimer.
2. Non-amnestische milde cognitieve beperking.
Predromale Alzheimer
Amnestische milde cognitieve beperking en een positieve tau-bio markering. Deze patienten hebben een hoger risico op Alzheimer.
Wat zijn risicofactoren van milde cognitieve beperking?
- (pre)diabetes
- Metabolisch syndroom
- Lagere serumfolaatconcentraties
- Neuropsychiatrische symptomen
Minder educatie is geen risicofactor.
Beschermende factor (verkleinen de kans) is wellicht een Mediterraan dieet
Diagnose maken
Er wordt een systematische benadering aanbevolen, met:
- het bespreken van de geschiedenis van de patient,
- de medicatie,
- een gestructureerde cognitieve beoordeling maken,
- bloedtest
- en soms structurele imaging (zoals CT of MRI)
Diagnose maken
Cognitieve tests
- Mini-mental state examination (MMSE): meest gebruikt, maar heeft geen sensitiviteit in de patienten met een hoog pre-morbide opleidingsniveau en kan niet internationaal gebruikt worden.
- Addenbrooke Cognitive Examination (ACE): is een korte versie en is sensitiever.
- Rowland Universal Dementia Assessment Scale: handig als educatie en geletterdheid laag is.
Diagnose maken
Neuroimaging
CT is goedkoper, sneller en kan bij pacemaker-gebruikers gebruikt worden, maar MRI heeft een grotere sensitiviteit en kan soorten dementie onderscheiden.
- Structurele imaging: atrofie in de hippocampus en mediaal temporale kwab onderscheidt Alzheimer van andere soorten dementie. Dit wordt aanbevolen voor veronderstelde Alzheimer.
- Vasculaire abnormaliteiten: als dementie echt komt door vaatziekte, moet dit bij imaging ook te zien zijn.
Diagnose maken
Functionele en moleculaire imaging
PET kan fronto-temporale dementie ontdekken en laat focale frontale of temporale hypometabolisme zien.
- Functionele imaging is handig om dementie met Lewy bodies te onderscheiden van andere soorten dementie, want dopamine-uitputting kan gedetecteerd worden door DAT-scans (dopaminetransporter)
- Moleculaire imaging van amyloide of tau is vooral handig als er onzekerheid over de diagnose is en is vooral handig voor vroege dementie of onverklaarde progressieve dementie. Het heeft een hoge sensitiviteit, maar lage specificiteit in ouderen. Amyloide imaging is duur en voorspelt Alzheimer niet altijd. Tau imaging is nu de enige onderzoeksmethode.
Diagnose maken
Cerebrospinale fluid en bloedbiomarkeringen
Dit wordt niet vaak gebruikt, maar kan wel handig zijn aangezien cerebrospinale fluid-veranderingen 15 jaar voor dementie opgespoord kan worden wat iets zou kunnen zeggen over fronto-temporale dementie.
Het heeft wel risico’s op: pijn, anxiety en hoofdpijn en is duur.
Het moet alleen gebruikt worden als er zeldzame, onomkeerbare oorzaken van cognitieve achteruitgang worden verwacht.