3.2 Flashcards
1
Q
Arbeidsproductiviteit
A
De productie per werknemer in een bepaalde tijd
2
Q
Arbeidsverdeling
A
Verdeling van taken waarbij iedere medewerker het werk doet waar hij goed in is
3
Q
Brutowinst
A
De omzet min de inkoopwaarde
4
Q
Nettoresultaat
A
De brutowinst min de bedrijfskosten. Dit kan nettowinst of nettoverlies zijn
5
Q
Omzet
A
Het totaalbedrag dat een bedrijf ontvangt door de verkoop van producten
6
Q
Productiecapaciteit
A
De maximale hoeveelheid producten die een bedrijf kan maken. Deze wordt bepaald door:
- Het aantal mensuren dat er in het bedrijf gewerkt wordt
- De kapitaalgoederen die worden gebruikt