3. Physiologists of Mind: Gall & Penfield Flashcards

1
Q

Franz Joseph Gall

A

De controversiële Duitse arts Gall (1758-1828) was een van de eersten die de hersenen beschouwde als een complex orgaan dat verantwoordelijk is voor hogere mentale functies. Hij was ook een van de eersten die op grote schaal het verband tussen de structuur van het brein en psychische eigenschappen onderzocht. Daarin was hij zowel baanbrekend als een kwakzalver.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Thomas Willis

A

Gall bouwde voort op het werk van Willis, een arts en tevens docent van Locke aan de universiteit van Oxford. In 1664 publiceerde Willis de eerste accurate en gedetailleerde beschrijving van de fysieke vorm van de hersenen. Hij benadrukte daarbij vooral de verschillende structuren van het brein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Willis maakte bij het bestuderen van de hersenen onderscheid tussen twee substanties:

A
  1. Gray matter (grijze stof)
    Papperige stof die te vinden is in het buitenste oppervlak van de hersenen, het binnenste deel van de ruggengraat en in verschillende discrete centra in de hersenen.
  2. White matter (witte stof)
    Vezelachtige stof waar de overige hersengebieden uit bestaan. Willis speculeerde dat witte stof bestond uit smalle kanalen waardoor ‘spirits’ (ontstaan in grijze stof) werden verspreid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Fysiognomie

A

Lezen van iemands karakter in diens fysieke kenmerken. Deze leer werd rond de jaren 1770 effectief gepromoot door de Zwitserse mysticus en theoloog Johann Kaspar Lavater (1741-1801) en bleef populair in de 19e
eeuw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Frenologie

A

Gall’s versie van fysiognomie, die stelde dat psychologische eigenschappen in specifieke hersenstructuren huizen, dat de omvang van die structuren verband houdt met de mate waarin iemand over die eigenschappen beschikt, en de omvang van die structuren knobbels en deuken veroorzaakt in het schedeldak. Het idee kwam voort uit een jeugdervaring van Gall, die toen zag dat kinderen die hogere cijfers haalden grote, uitpuilende ogen hadden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Belangrijke wetenschappelijke aspecten uit het werk van Gall waren:

A
  1. Commisuren
    Het verbindende zenuwweefsel bestaande uit witte stof dat de twee hersenhelften verbindt.
    - Gall beschreef beide hemisferen en onderzocht de connecties ertussen
  2. Cortex
    De buitenste laag van de hersenen.
    - Gall trok de conclusie dat hogere mentale functies sterk afhankelijk waren van de omvang en gezondheid van de hersenen, met name van die van de cortex. Deze conclusie is sindsdien erg genuanceerd, maar voor die tijd was het inzicht dat de cortex de zetel is van hogere mentale functies een grote stap voorwaarts.
  3. Zijn vergelijkende werk
    Gall deed vergelijkend neurologisch onderzoek naar de verschillen tussen hersenen van verschillende dieren, mensen van verschillende leeftijden en met en zonder hersenschade.
  4. Zijn onderzoek was theorie gedreven (frenologie)
    Achteraf bleek het niet te kloppen, maar in de tijdgeest van toen was de theorie best logisch.
  5. Hij onderzocht zijn theorie door voortdurende observaties
    Hierbij ging het wel vaak mis en zag hij vooral graag zijn eigen theorie bevestigd.
  6. Gall’s werk legde ook de basis voor de ontdekking van neuronen (basiscellen van zenuwstelsel) met:
    - Cellichaam (nucleus, grijze stof)
    Bevat de celkern en andere basismechanismen, die andere lichaamscellen ook hebben.
    - Dendrieten (grijze stof)
    Dunne extensies van het cellichaam, die berichten van aangrenzende neuronen ontvangen.
    - Axonen (witte stof)
    Dunne extensies van het cellichaam, brengen berichten over naar aangrenzende neuronen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De zwakheden in Gall’s frenologie hadden te maken met meerdere factoren:

A
  1. De incorrecte aanname dat de schedelvorm accuraat de vorm van het brein weergeeft
    Je kunt iemands karakter weliswaar niet aflezen uit diens schedelvorm, maar de algemene hypothese van een relatie tussen de (vorm van) de hersenen en karakter klopte wel.
  2. De classificatie van psychologische kenmerken was niet accuraat
    De lijst van eigenschappen was arbitrair en bevatte bijvoorbeeld complexe kwaliteiten die het resultaat zijn van veel verschillende interacterende factoren.
  3. De onbetrouwbare manier waarop hypotheses werden getest
    - Hij ging ad hoc te werk: Als hij iemand zag met een specifieke eigenschap en een toevallige knobbel op diens hoofd, dan stelde hij zo vast dat de onderliggende structuur de locatie was.
    - Hij ging te makkelijk om met observaties die wezen op zijn ongelijk: Deze observaties werden meestal weggewuifd door te stellen dat ze te wijten waren aan ziekte, of dat de eigenschap door een andere eigenschap werd onderdrukt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Voorbeelden van willekeurig gekoppelde locaties aan karaktertrekken (figuur 3.2 blz. 104):

A
  1. Het cerebellum en wulpsheid
    Onderzoek van Gall’s Passionate Widow en anderen met een goed ontwikkelde nek en schedelbasis en een sterk ontwikkelde sexdrive bracht hem tot deze combinatie.
  2. Een gebied boven de oren en hebzuchtigheid
    Hij stelde vast dat jongeren met een verdikt gebied boven de oren geen probleem hadden met stelen en veronderstelde zo een ‘orgaan van hebzucht’ op die plek in het brein.
  3. Een gebied boven de oren en vernielzucht
    Gall kwam tot dit verband nadat hij zag dat een beul en een chirurg (die het leuk vond om dieren te martelen), net als carnivoren een verdikking hadden op die plaats in de schedel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Pierre Flourens

A

Frenologie was bijzonder populair onder het volk, maar werd vanwege eerder genoemde tekortkomingen nooit echt serieus genomen onder wetenschappers. Flourens (1794-1867) was een van de wetenschappers die daar expliciet werk van maakte, omdat hij zich stoorde aan de rommelige observaties en de kwakzalverij die ermee gepaard gingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ablatie

A

Chirurgische techniek waarbij specifieke kleine delen van de hersenen (van een dier) worden verwijderd, om de resulterende veranderingen in functioneren en gedrag te kunnen observeren. Flourens gebruikte deze techniek in een serie zorgvuldig gecontroleerde experimenten met dieren om de frenologie kritisch te benaderen. Hij vond daarbij wel enige aanwijzingen voor lokalisaties van functies, maar die effecten waren veel te algemeen om de bovenmatige specificiteit van frenologie te bevestigen. Het leek meer alsof functies betrekkelijk generiek aan hersendelen waren toe te schrijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ontdekkingen van Flourens uit zijn experimenten naar frenologie:

A
  1. Het cerebellum is meer gerelateerd aan de coördinatie van complexe bewegingen dan dat het verantwoordelijk is voor de mate van wulpsheid van een persoon.
  2. De cortex ondersteunt hoofdzakelijk de werking van de zintuigen en het vermogen om te handelen, en is geen lappendeken van psychische functies en karaktertrekken.
    - Hij miste echter ook belangrijke functies van de cortex
  3. De betrekkelijke plasticiteit van de hersenen, die ervoor zorgt dat de functies van beschadigde hersendelen worden overgenomen door naastgelegen delen.
  4. Hersendelen communiceren harmonieus met elkaar en de verschillende delen zijn meer onderdeel van een iteratief proces, dan dat specifieke gebieden specifieke taken uitvoeren.
    - Hij benadrukte deze eenheid van de hersenen echter teveel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hierna onderzochten drie artsen verlies van spraakvermogen en schade aan de linker frontaalkwab:

A
  1. Jean Baptiste Bouillaud (1796-1881)
    Voormalig student van Gall die frenologie uiteindelijk grotendeels verwierp, maar die wel dacht dat het frontale gedeelte van de cortex een gebied bevat dat betrokken is bij spraak.
    - Hij baseerde zich op een casus van een soldaat die schade had aan de frontale kwab achter het linkeroog en moeite had met het benoemen van zaken en personen.
  2. Ernest Aubertin (1825-1893)
    De schoonzoon van Bouillaud die diens werk serieus nam en zich er ook in verdiepte.
    - Hij droeg een geval aan van een soldaat met een zachte plek in zijn schedel op dezelfde plek, die zijn spraakvermogen verloor als er op de plek werd gedrukt.
  3. Paul Broca (1824-1880)
    Hoofd chirurgie in een Parijs ziekenhuis en leidinggevende van groep experts en Aubertin.
    - Zijn patiënt ‘Tan’ die zijn spraakvermogen had verloren (maar taal wel begreep) en tevens schade had aan de linker frontaalkwab was de doorslaggevende casus.
    - Broca’s area (figuur 3.6 blz. 113, Gall’s orgaan van verbaal geheugen): Het specifieke gebied in de linker frontaalkwab gerelateerd aan spraakvermogen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Afasie

A

Het verlies van spraakvermogen als gevolg van schade aan Broca’s gebied. Plato gebruikte deze term voor als iemand zijn woorden kwijt is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Nieuwe frenologie

A

Naar aanleiding van Broca’s werk werd de kritiek van Flourens op Gall sterk genuanceerd en ontstond er hernieuwde interesse voor de zoektocht naar specifieke functies van hersendelen. Daarbij ging het eerst vooral om zintuiglijke en motorische functies, maar later ook om associatieve gebieden die het bestaan van hogere mentale functies zouden kunnen verklaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Deze wetenschappers deden onderzoek naar de zintuiglijke en motorische gebieden (figuur 3.6):

A
  1. Gustav Fritsch (1837-1927) en Eduard Hitzig (1838-1907)
    Jonge Duitse artsen die dierenhersenen onderzochten met behulp van elektrische stimulatie.
    - Ze ontdekten dat elektrische stimulatie van het motorische gebied van de cortex van een hond specifieke bewegingen uitlokte aan de tegengestelde kant van het lichaam.
  2. David Ferrier (1843-1928)
    Schotse neuroloog die de functies van diverse hersengebieden ontdekte.
    - Het visuele gebied in de occipitale kwab
    - Het auditieve gebied in de temporale kwab
    - Het sensorische gebied direct achter het motorische gebied
  3. Carl Wernicke: De jonge Duitse neuroloog Wernicke (1848-1905) bouwde voort op het nieuw ontstane beeld van de hersenen en op het werk van Broca, en kwam zo met een invloedrijke theorie over afasie. Wernicke beredeneerde dat Broca’s gebied direct grensde aan het motorische gebied voor de mond en tong en dat daar sprake zou kunnen zijn van een associatief gebied. Dat kon verklaren waarom mensen met schade aan Broca’s gebied niet het fysieke vermogen om te spreken verloren, maar wel hun verbale geheugen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wernicke maakte vervolgens na zijn theorie gedreven onderzoek onderscheid tussen:

A
  1. Sensorische afasie, Wernicke’s afasie
    Patiënten kunnen vloeiend en grammaticaal correct praten, hebben geen gehoorschade, maar wel grote moeite met het begrijpen van gesproken taal (spraakperceptie).
    - Parafasieën: Versprekingen en vreemde woorden die mensen met zintuigelijke afasie gebruiken.
    - Schade Wernicke’s gebied, vlak bij het sensorische gebied van het oor (figuur 3.6)
  2. Motorische afasie, Broca’s afasie
    Patiënten begrijpen gesproken taal en zijn fysiek in staat om te spreken, maar hebben grote moeite om zich verbaal uit te drukken (spraakproductie). Ze kunnen reageren met gebaren.
    - Schade Broca’s gebied, vlak bij het motorische gebied van mond en tong (figuur 3.6)
16
Q

Associatieve gebieden

A

Het werk van Wernicke heeft ons geleerd dat de hersenen, naast motorische en zintuiglijke gebieden, ook allerlei specifieke associatieve gebiede bevatten. Deze associatieve gebieden functioneren als een soort lokaal geheugen voor het begrijpen van ervaringen en het gebruik van het lichaam. Associatieve gebieden zijn rijk aan witte stof.

17
Q

Conductie afasie

A

Vorm van afasie waarbij de verbinding tussen Broca’s en Wernicke’s gebied beschadigd is, terwijl de gebieden zelf intact zijn. Het is een zeldzame vorm, omdat beschadiging aan de kleine verbinding tussen de twee gebieden vaak gepaard gaat met schade aan een van de gebieden zelf en dus met sensorische of motorische afasie. Conductie afasie uit zich in parafasieën, doordat patiënten niet meer in staat zijn hun eigen spraak te monitoren en te controleren. Patiënten zijn ook niet in staat om gehoorde dingen te herhalen, maar spreken over het algemeen wel vloeiend en begrijpen gesproken taal. Deze vorm werd tevens ontdekt door Wernicke.

18
Q

Shepard Ivory Franz

A

De jonge Amerikaanse psycholoog Franz (1874-1933) publiceerde een studie naar de effecten van ablatie van de cortex van katten op hun aangeleerde vermogen om te ontsnappen uit een puzzel box. Zijn bevindingen waren deels in strijd met de sterke lokalisatietheorie van Wernicke, omdat alleen beschadigingen van de frontale cortex zorgden voor verlies van aangeleerde reacties en beschadigingen op andere plaatsen niet. Ook konden deze katten soms opnieuw leren ontsnappen uit de puzzel box. Dit leek meer in lijn met het werk van Flourens ten aanzien van plasticiteit en de hersenen als geheel.

19
Q

Karl Spencer Lashley

A

Lashley (1890-1958) was een collega van Franz die geïnteresseerd raakte in psychologie door zijn vriend John B. Watson (grondlegger behaviorisme). Hij onderzocht of ratten met verschillende ablaties zich aangeleerde routes in een doolhof herinnerden. Hij concludeerde dat vooral grootte van de ablaties en moeilijkheid van het doolhof van belang waren (figuur 3.9 blz. 119), en vond geen bewijs voor sterke lokalisatie van herinneringen in de cortex.

20
Q

Action commune

A

Flourens zijn idee van de gezamenlijke actie van de hersenen. Flourens bedoelde hiermee dat de wil evenredig was verdeeld over de cortex, maar voor Lashley ging het meer om de evenredige verdeling van het geheugen.

21
Q

Lashley kwam tot twee nieuwe termen die in lijn waren met de theorie van Flourens:

A
  1. Equipotentiality
    De capaciteit van intacte hersendelen van een functionerend brein om (geheugen) functies over te nemen van hersendelen die beschadigd zijn (plasticiteit van de hersenen).
  2. Law of mass action
    De verminderende efficiëntie in prestaties van een complexe functie staat in verhouding tot de mate van hersenschade. Des te meer schade, des te minder kans op equipotentiality.
22
Q

redundancy hypothesis

A

De redundancy hypothesis biedt een gerelateerde verklaring en stelt dat iedere individuele herinnering wordt opgeslagen op meerdere locaties in de cortex, waarbij het aantal locaties toeneemt als een herinnering sterker wordt en breder geassocieerd raakt met andere herinneringen. Ablatie van een geïsoleerd hersengebied verwijderd dan sommige, maar niet alle sporen van een bepaalde herinnering.

23
Q

Robert Bartholow

A

De Amerikaanse arts Bartholow (1831-1904) was de eerste die de menselijke hersenen onderzocht met elektrische stimulatie. Zijn patiënt was een jonge vrouw met een ontwikkelingsachterstand waarbij als gevolg van kanker aan haar schedel de hersenen deels zichtbaar waren. Bartholow veronderstelde dat hij via de bestaande opening dunne naalden kon inbrengen zonder veel schade te veroorzaken. Bij het verhogen van de stroom kreeg de vrouw echter een aanval, waarna ze in coma raakte en uiteindelijk stierf.

24
Q

Wilder Penfield

A

De Amerikaanse neurochirurg Penfield (1891-1976) deed onderzoek naar ernstige gevallen van epilepsie die hij verlichting bood met een bepaalde hersenoperatie. Tijdens het opereren onder lokale verdoving onderzocht hij de hersenen van zijn patiënten terwijl die bij bewustzijn waren. Hij stimuleerde met een elektrode verschillende hersengebieden om te kijken welke reacties of ervaringen dat veroorzaakte. Ondanks dat zijn methode behoorlijk invasief was, gebruikte hij deze zorgvuldig bij mensen die toch al geopereerd werden en die van tevoren toestemming gaven. Dit maakte de methode toch ethisch verantwoord. Veel effecten die hij vond waren een bevestiging van wat er al bekend was over de sensorische en motorische gebieden van de cortex, maar hij vond ook meer verassende zaken.

25
Q

De resultaten van Penfield op een rijtje

A
  1. Stimulatie rondom de visuele en auditieve cortex kan geïntegreerde ervaringen oproepen
    Stimulatie van die delen zelf riep bij patiënten alleen fragmenten van flitsen, geruis en geklik op, maar stimulatie van delen eromheen riep complete visuele en auditieve hallucinaties op.
  2. De interpretatieve functie van de temporaalkwab
    Na prikkeling van deze gebieden zagen patiënten hun leven ineens fundamenteel anders, alsof ze het anders interpreteerden. Zo ervaarden ze bijv. angst, vervreemding of deja vu.
  3. Andere delen van de interpretatieve cortex gaven meer een beleving van dagelijkse dingen
    Volgens Penfield waren deze flashback- of droombelevingen geen herinneringen, maar vloeiende hallucinaties (herinneringen zijn meer statisch en bedacht dan directe ervaringen).
26
Q

Volgens Penfield kon de interpretatieve cortex (figuur 3.6) dus twee ‘fysieke reacties’ geven:

A
  1. Interpretive responses (interpretatieve reacties)
    Patiënten zagen hun huidige situatie plotseling en op onverklaarbare wijze in een ander licht.
     Gevoelens van deja vu
     Alles zien als vreemd of absurd
     Voorgevoelens en angst
     Plotselinge euforie en opwinding
  2. Experiental responses (ervaringsgerichte reacties)
    Hallucinatie-achtige dromen en flashbacks van echte gebeurtenissen uit het verleden, meestal met een onopvallende inhoud. Deze worden echt ervaren, niet alleen aan gedacht.
27
Q

De methoden van Gall, Flourens, Broca, Wernicke en Penfield op een rijtje gezet en ethisch bezien:

A
  1. Gall
    Voelde aan de knobbels op de schedel van levende mensen.
    - Bij toestemming is er met de methode weinig mis, behalve de zinloze belasting
  2. Flourens
    Sneed plakjes van hersenen van levende dieren om te zien wat voor effect dat had.
    - Dit zou nu niet worden toegestaan, tenzij zeer bijzondere omstandigheden
  3. Broca en Wernicke
    Onderzochten vooral de hersenen van overleden patiënten op beschadigingen.
    - Er wordt geen schade berokkend dus ethisch gezien is het verantwoord
  4. Penfield
    Elektrische stimulatie van hersenen van patiënten die hij opereerde onder lokale verdoving.
    - Vanwege zorgvuldigheid en toestemming van de patiënten toch ethisch verantwoord
28
Q

Donald O. Hebb

A

Hebb (1904-1985) was docent aan de McGill University in Montreal en publiceerde in 1949 het boek The Organization of Behavior, over het hypothetische functioneren van neurologische netwerken (cell assemblies) in de hersenen in relatie tot leren en ander gedrag.

29
Q

Brenda Milner

A

Milner (b. 1918) was een studente van Hebb die een proefschrift schreef over de effecten van schade aan de temporale kwab. Ze zette haar onderzoek voort in samenwerking met Penfield.

30
Q

Hippocampus

A

Hersenstructuur gelegen onder de temporale kwab. Milner en Penfield kwamen tijdens hun studie twee gevallen tegen waarbij beschadiging van de hippocampus schijnbaar leidde tot geheugenverlies ten aanzien van recente gebeurtenissen. Dit bleek later een belangrijke ontdekking te zijn.

31
Q

Zaak H.M.

A

Deze patiënt ontwikkelde na een val op 10-jarige leeftijd een steeds erger wordende epilepsie. Vanwege de ernst van zijn epilepsie verwijderde de neurochirurg William Scoville van Yale University bij H.M. op 27-jarige leeftijd diens hippocampus en een deel van het omliggende weefsel. Dit leidde direct tot ernstig geheugenverlies met betrekking tot nieuwe informatie en herinneringen aan gebeurtenissen na de operatie.

32
Q

Suzanne Corkin

A

Een Amerikaanse neurowetenschapper die samen met Milner patiënt H.M. en zijn hersendisfunctie bleef bestuderen na diens operatie. Corkin (1937- 2016) bracht in 2013 het boek Permanent Present Tense uit over H.M.

33
Q

Milner bestudeerde H.M. gedurende 30 jaar en kwam daarbij tot de volgende bevindingen:

A
  1. Ze veronderstelde het bestaan van twee aparte geheugenprocessen
    - Primair proces met snel verval (kortetermijngeheugen, werkgeheugen)
    - Overlappend secundair proces dat opslag mogelijk maakt (langetermijngeheugen)
  2. Ze ontdekte verschillende soorten geheugen, gerelateerd aan het type taak
    a. Declarative memory
    Het vermogen om ervaringen te kunnen herinneren en verbaal te beschrijven.
    b. Procedural memory
    Het vermogen om te leren van oefening en het herhalen van nieuw geleerde acties.
34
Q

Cartesian dualism

A

Penfield concludeerde uiteindelijk dat brein en geest twee onafhankelijke maar interacterende entiteiten zijn, die ieder een eigen verklaring vergen. Hij nam dus een dualistische positie in, vergelijkbaar met Descartes. Hij kwam hiertoe omdat het hem niet lukte om bepaalde elementen van ervaring, met name vrije wil, te lokaliseren in het brein en dus fysiologisch te verklaren.

35
Q

Recent onderzoek

A

Recente ontwikkelingen in de neurowetenschappen wijzen erop dat zelfs zoiets als vrije wil toch neurologisch te verklaren is. Met de verbeterde technologie lijkt het een kwestie van tijd tot de fysiologische processen die ten grondslag liggen aan hoge mentale functies beschreven kunnen worden.

36
Q

De standpunten van Aristoteles en Descartes vergeleken met de hedendaagse neurowetenschappen:

A
  1. Aristoteles vond het brein een oninteressant, ongevoelig en bloedeloos orgaan. Hij dacht dat hersenvocht het gevolg was van het condenseren van oververhitte lichaamssappen. Volgens hem zat de geest in het hart, net als in de antieke Chinese filosofie.
    - De neurowetenschappelijke benadering staat hier tegenover en probeert zelfs gebieden aan te wijzen die mogelijk verband houden met de allerhoogste mentale processen die Aristoteles tot de rationele ziel rekende (willen, redeneren, beslissen)
  2. Descartes zou het eens zijn met die enorme nadruk op het brein. Hij stond immers aan het begin van die ontwikkeling, maar juist de laatste stap wilde hij niet zetten. Volgens hem was het lichaam een automaton, maar was de menselijke geest fundamenteel anders.
    - Echter, als er in de neurowetenschappen hersengebieden gevonden worden voor zaken als willen, redeneren en beslissen, dan zou dat erop kunnen duiden dat we, in tegenstelling tot wat Descartes beweerde, toch een volledige automaton zijn
37
Q

Tomografie

A

Het in beeld brengen van objecten als verzamelingen van secties of plakken met behulp van verschillende penetrerende golven.

De meest voorkomende tomografieën zijn:
1. CT (computed tomography) op basis van röntgenstralen
2. MRI (magnetic resonance imaging) gebruikt radiogolven
3. PET (positron emission tomography) detecteert geïnjecteerde radioactieve ‘tracer’ moleculen
4. FMRI (functional MRI) brengt het zuurstofgehalte in het bloed in beeld (bloedtoevoer)

38
Q

Technologische ontwikkelingen leiden ook tot nieuwe interdisciplinaire onderzoeksvelden:

A

Cognitive neuroscience
Social neuroscience