1. Foundational Ideas from Antiquity Flashcards

1
Q

Alle pre-socratische filosofen en hun psychologisch gedachtegoed.

A
  1. Thales (ca.624-546 v.Chr.): Natuurwetenschappelijke observaties (astronomie, meteorologie) Noemde water als meest belangrijke element in kosmos.
  2. Pythagoras (ca.570-495 v.Chr.): Mathematische regelmatigheden in natuur
  3. Heraclitus (ca. 535-470 v. Chr.): Relatie tussen stabiliteit en verandering. “Je kunt nooit tweemaal in dezelfde rivier stappen.” Eenheid van tegengestelde zaken: Een weg omhoog is ook een weg omlaag, afhankelijk van iemands positie en richting.
  4. Zeno (ca. 490-430 v. Chr.): Oneindigheid: een afstand kan ontelbare keren in tweeën gedeeld worden.
  5. Protagoras (ca. 490-420 v. Chr.): Geen hypothetische of verheven vraagstukken. Menselijke ervaring en gedrag: “De mens is de maat van alle dingen.” Controle en manipulatie van gedrag
  6. Hippocrates (ca. 460-370 v. Chr.): Hippocratic Corpus: collectief geschreven medisch werk dat ziekte beschouwt als natuurlijk verschijnsel. + Theorie der lichaamssappen (humoral theory): balans tussen bloed, gele en zwarte gal en slijm = bron temperament en stoornissen. + Pleidooi voor een gematigde, evenwichtige levensstijl
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Reflectie

A

Presocratische filosofen hadden vooral aandacht voor de natuur en regelmatigheden daarin. Vanaf Heraclitus lag de nadruk meer op abstracties en redeneringen over onze ervaring, bijv. in de manier waarop Heraclitus en Zeno wezen op de relativiteit van en tegenstrijdigheden in ons begrip van de wereld. Pas vanaf Protagoras ging het echt over psychologische ideeën. Hij benadrukte het belang van de menselijke ervaring van de realiteit, i.p.v. de realiteit zelf, en onderzocht hoe gedrag te sturen is. Daarop leverde Hippocrates een psychologische theorie over menselijk temperament. Zijn natuurwetenschappelijke verklaring hiervoor
nemen we nu niet meer serieus, maar het is wel interessant dat hij fysiologische en psychologische regelmatigheden probeerde te koppelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Psyche

A

Betekende in het Grieks oorspronkelijk ‘adem’, maar kreeg met de tijd een steeds bredere, metaforische betekenis, omdat het in verband stond met de aanwezigheid van leven. Daarom is de meer recente vertaling naar ‘soul’ (ziel) meer op zijn plaats. Tegenwoordig is die vertaling meestal verder beperkt tot ‘mind’ (geest), het primaire object van de psychologie en de psychiatrie. De Grieken associeerden psyche vaak met ‘lucht’, vanwege de associatie met adem, maar ook met ‘vuur’, omdat levende wezens warm waren, en dode dingen koud. Met de tijd werd psyche echter steeds meer beschouwd in termen van menselijk functioneren in het dagelijks leven, zoals we dat bijv. bij Protagoras tegenkomen. Deze opvatting kwam echter pas tot bloei in het werk van filosofen na Socrates.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Sophists

A

Groep van hoog aangeschreven leraren in het oude Athene. Ze waren sterke aanhangers van de Atheense democratie, een toen relatief nieuwe vorm van regeren met gelijke stemrechten voor burgers (m.u.v. slaven, niet-Athenen en vrouwen). Ze waren gespecialiseerd in retoriek en openbaar spreken en leerden studenten om politieke en sociale standpunten te uiten en promoten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De ideeën van de Griekse filosofen: Socrates

A

Socrates (470 v. Chr.)

Gaf zijn beroep als beeldhouwer op om leraar te worden. Hij gaf zelf aan dat zijn enige wijsheid lag in het weten hoeveel hij niet wist. Hij geloofde dat de menselijke psyche of ziel onsterfelijk is en voortdurend reïncarneert in nieuwe lichamen. Tijdens dit proces raakt de geaccumuleerde kennis van de psyche vergeten, maar kan met behulp van empirische ervaring weer herinnerd worden. Dit is een extreme versie van filosofisch nativisme.

Nativisme: Legt de nadruk op aangeboren eigenschappen.

Zijn studenten waren o.a. Plato en Xenophon (ca. 430-354 v. Chr.): Drie studenten schreven over hem, zoals de Socratic Dialogues door Plato.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De ideeën van de Griekse filosofen: Plato

A

Plato (ca. 424-347 v. Chr.)

Kwam uit een aristocratische familie en geloofde dat de menselijke geest was aangeboren (nativisme). Wat we weten is al in ons aanwezig bij geboorte, we moeten dat alleen weer herinneren door onze aangeboren verstandelijke vermogens te gebruiken. Zo hebben we toegang tot de ideeënwereld waarin de essentie van alles in zijn ideale vorm aanwezig is. Zintuiglijke ervaring is slechts een individuele vluchtige afdruk van die tijdloze ideale vorm.

Idealisme: De algemene opvatting dat er iets meer fundamenteel en ultiem, of ideaal, ten grondslag ligt aan onze dagelijkse zintuigelijke ervaringen.

Rationalisme: In de Socratic Dialogues voegde hij eigen inzichten en interpretaties toe, waarbij hij ook de nadruk legde op redeneren bij het gebruik van aangeboren vermogens.

Richtte de Academy op waar o.a. Aristoteles studeerde: Centrum voor lesgeven en hoger leren. De aanpak was geïnspireerd door Socrates, maar er was ook ruimte voor verschillende meningen en wiskunde en astronomie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De ideeën van de Griekse filosofen: Aristoteles

A

Aristoteles (ca. 384-322 v. Chr.)

Benadrukte de waarde van zintuiglijke ervaring en vergeleek de menselijke geest met een onbeschreven wastablet. Indrukken die ervaringen achterlaten op dat wastablet, vormen de geest. Hij bedreef wetenschap door uitgebreide en nauwkeurige observatie, pas daarna waren verstandelijke vermogens nodig om ervaringen te ordenen. Verstandelijk vermogen (rationele ziel) was een belangrijk kenmerk dat de mens onderscheidde van dieren etc.

Empirisme: Kennis komt door de verwerking van sensorische ervaringen uit de externe wereld.

Richtte het Lyceum op: School met een bredere scope dan de Academy waar geesteswetenschappen, kunst, natuurwetenschappen en sociale wetenschappen werden gegeven.

Kreeg later de bijnaam ‘Mr. Know It All’: Hij schreef ca. 150 boeken over een zeer grote verscheidenheid aan onderwerpen.

Zijn studenten waren o.a. Theophrastus (ca. 371-287 v. Chr.) en Alexander de Grote

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In zijn idealisme maakte Plato onderscheid tussen:

A

Appearance: iemands bewuste ervaring van iets, zoals het zien van een boom

Ideal forms: algemene vorm die de essentie weergeeft van individuele appearances

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Het vergaren van kennis bestond volgens Aristoteles (en Theophrastus) uit twee stappen:

A
  1. Het doen van nauwkeurige en uitgebreide observaties
  2. Het systematisch classificeren van die observaties in betekenisvolle categorieën
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Taxonomy

A

Het rangschikken van organismen in hiërarchisch geordende groepen en subgroepen. Aristoteles en Theophrastus zijn hiermee begonnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

On the Psyche

A

Werk van Aristoteles waarin hij het menselijk brein als de organizer beschouwt en niet passief als de oorsprong van ideeën en kennis. Daarbij beargumenteerde hij dat levende organismen psyches hebben die variëren in mate van complexheid afhankelijk van hun positie op de scale of nature, een hiërarchisch ordening met simpele planten onderaan en mensen aan de top.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Aristoteles maakte in On the Psyche onderscheid tussen verschillende soorten psyche:

A
  1. Vegetative soul: bezit uitsluitend de twee meest fundamentele functies van psyches (planten). Voeding & reproductie
  2. Sensitive soul
    Bezit naast de fundamentele functies nog vier andere complexere functies (dieren). Voeding & reproductie + beweging, sensatie, geheugen & verbeelding
  3. Rational soul
    Bezit naast de eerder genoemde functies een extra definiërende functie (de mens). Voeding & reproductie + beweging, sensatie, geheugen & verbeelding + REDENEREN
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Volgens Aristoteles heeft de menselijke psyche aangeboren categorieën die bestaan uit:

A
  1. Substance (wat iets is)
  2. Quantity (hoeveel)
  3. Quality (kleur, vorm etc.)
  4. Location
  5. Time
  6. Relation (groter, kleiner, voor, na etc.)
  7. Activity (wat het doet of ondergaat)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Aristotelian logic

A

Het organiseren van ervaringen aan de hand van de genoemde categorieën stelt mensen in staat om iets betekenisvols te zeggen over een onderwerp, waarover iets voorspeld of beweerd wordt. Aristoteles legde hiermee de basis voor een logica die nog steeds fundamenteel is in de westerse filosofie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Socrates, Plato en Aristoteles legden gezamenlijk een belangrijke conceptuele basis voor psychologie:

A
  • Ze maakte de psyche onderwerp van onderzoek
  • Ze debatteerden bedachtzaam over de relatie tussen de psyche en externe stimuli
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Causaliteit

A

In de Griekse filosofie werd door de meeste filosofen de aanname gedeeld dat elke veroorzaakte gebeurtenis een doel moest hebben. Deze dominante opvatting werd uitgedaagd door Democritus (zie hieronder).

17
Q

Volgens Aristoteles hebben alle veroorzaakte gebeurtenissen vier essentiële componenten:

A
  1. Material cause: De substantie waarvan iets is gemaakt (het marmer van een beeld).
  2. Formal cause: het idee of plan achter het veroorzaakte (het model of beeld van de beeldhouwer).
  3. Efficient cause: de (inter)acties die het veroorzaakte creëren (de hamer die het beeld in vorm hakt).
  4. Final cause: het doel waarvoor het veroorzaakte is gecreëerd (om iemand te herinneren).
18
Q

Atomic theory

A

Democritus (ca. 460-370 v. Chr.) stelde dat het universum was opgebouwd uit ontelbaar veel ondeelbare deeltjes die door de lege ruimte zweefden. Deze deeltjes (atomen) botsen en clusteren op willekeurige wijze en vormen zo alle stoffen en objecten in het universum. Deze verklaring is puur mechanistisch. Er komt geen vooropgezet plan, hoger doel of wil bij kijken. Alles wat bestaat en gebeurt is het gevolg van doelloze, toevallige botsingen van miniscule deeltjes. Als je dat toepast op menselijk(e) gedrag en ervaring, komt dat aardig overeen met het dominante uitgangspunt in de psychologie nu. Gedrag en ervaring zijn dan niets meer dan bijproducten van de toevallige werking van ons materiële lichaam.

19
Q

Hoe de opvattingen van Democritus zich verhouden tot die van Socrates, Plato en Aristoteles:

A

Socrates
Het is voorstelbaar dat Socrates, net als velen, het werk van Democritus verwierp. Zijn ideeën over een onstoffelijke ziel die telkens reïncarneert in een nieuw lichaam en daarbij alle kennis alvast in sluimerende toestand aanbrengt in het ongeboren kind, strookt totaal niet met het materialistische, mechanistische karakter van de filosofie van Democritus.

Plato
Plato heeft, voor zover bekend, nergens in zijn werken de filosofie van Democritus besproken. Hij zou wel gezegd hebben dat het werk van Democritus verbrand zou moeten worden. Net als bij Socrates is dat ook zeer voorstelbaar, gezien zijn nadruk op een onstoffelijke, zuivere ideeënwereld die de bron zou zijn van alle kennis.

Aristoteles
Aristoteles lijkt het meest ontvankelijk voor de ideeën van Democritus. Hij benadrukt ook de werking van de natuur en ziet de geest vooral als een lichamelijk stuk gereedschap, in tegenstelling tot de onstoffelijke ideeënwereld die de geest bij Socrates en Plato lijkt te zijn. Toch verwierp ook hij het werk van Democritus, omdat het achterhaald zou zijn.
- Aristoteles’ materiële oorzaak (material cause) en werkoorzaak (efficient cause) (passen bij het materialistische en mechanistische uitgangspunt van Democritus
- Aristoteles’ formele oorzaak (formal cause) en doeloorzaak (final cause) zijn echter te planmatig en doelmatig van opzet om aan te sluiten bij de filosofie van Democritus

20
Q

De filosofie van Democritus werd gesteund en voortgezet door:

A
  1. Epicurus (ca. 341-270 v. Chr.)
    Richtte een school op in Athene rondom de visie dat de menselijke psyche, samen met het lichaam en alle andere objecten in het universum, bestaan uit verzamelingen atomen.
  2. Lucretius (ca. 99-55 v. Chr.)
    De Rerum Natura (On the Nature of Things) Gedicht waarin de hoofdprincipes uit de filosofie van Epicurus uiteengezet worden: atomisme, gematigd hedonisme en het materialistische concept van de ziel.
21
Q

Het werk van de islamitische filosofen Al Kindi, Alhazen en Avicenna op een rijtje:

A
  1. Al Kindi (ca. 800-871): Leider van het House of Wisdom in Baghdad, een onderzoeksinstituut dat zich bezighield met het behoud van klassieke Griekse teksten en de vertaling naar het Arabisch. Hij was bedreven in vele disciplines en bestudeerde voornamelijk het werk van Aristoteles.
    - Indo-Arabic numerals: Numeriek systeem dat op wetenschappelijk en praktisch gebied leidde tot belangrijke revolutionaire ontwikkelingen in de geschiedenis van de beschaving.
  2. Alhazen (ca. 965-1040): Schreef over astronomie, wiskundige getaltheorie, geometrie en het meest belangrijke voor de hedendaagse psychologie, optiek en een theorie van visuele perceptie.
    - Modern Visual Science: Zijn Book of Optics, dat was gebaseerd op rigoureuze experimentele en observationele methoden, vormt de basis voor visuele wetenschappers van nu.
    - Camera obscura: Hij gebruikte een “camera” met een gaatje om te onderzoeken dat signalen of stralen van objecten een indruk achterlaten in het oog (en niet andersom).
  3. Avicenna (ca. 980-1037): Genas op zijn 18e een lokale emir van een mysterieuze ziekte, waarna hij als beloning in diens bibliotheek werken van Aristoteles mocht bestuderen en deze uit zijn hoofd leerde.
    - De Islamitische Aristoteles”Hij schreef ca. 250 boeken over een zeer grote verscheidenheid aan onderwerpen.
    - Canon of Medicine: Bevatte alles wat hij had geleerd over de voor hem “makkelijke” discipline van genezen. De meer dan 700 beschreven remedies waren voor hem niet vaststaand en hij beschreef ook evidence-based manieren om nieuwe medicijnen te testen.
    - The Book of the Cure / The Book of Healing: Encyclopedie die alle door Aristoteles behandelde onderwerpen bevatte, en meer bedoeld was als een remedie tegen onwetendheid dan tegen fysieke ziekten.
     Filosofie (logica en metafysica)
     Wiskunde (astronomie, muziek, geometrie, rekenen en algebra)
     Natuurwetenschappen (natuurkunde, scheikunde en geologie)
     Expositie van de Aristotelian Soul
22
Q

Avicenna’s besprekening van de ziel bevatte twee noemenswaardige kenmerken:

A
  1. Hij breidde Aristoteles’ hiërarchie van functies op belangrijke manieren uit, met name de functies die de sensitive soul vormen
  2. Hij breidde na het uitvoeren van een gedachte-experiment ook Aristoteles’ omschrijving van de rational soul op een belangrijke manier uit
    - Floating man thought experiment
23
Q

Avicenna’s uitbreidingen van de Arestotelian Soul:

A

Sensitive soul:
- Exterior senses: Ontvangen impressies via de zintuigen: zien, horen, voelen, proeven en ruiken.
- Interior senses: Zijn allemaal betrokken bij “iets doen” met de ontvangen impressies van buitenaf.
a. Common sense: Voegt impressies van de zintuigen samen tot de perceptie van objecten.
b. Imagination: Creëert mentale kopieën van de waargenomen objecten.
c. Memory and recollection: Maken mentale recreatie van objecten mogelijk als ze afwezig zijn.
d. Estimation: Bevat de intuïtie over mogelijke voordelen of gevaren van objecten.
e. Appetition: Motiveert tot benadering van gewilde objecten en vermijding van ongewilde.

Rational soul:
- Self-awareness: Aangeboren bewustzijn van de eigen ziel of zelf, en voor Avicenna het bewijs dat de ziel bestaat onafhankelijk van het lichaam en de fysieke sensaties van het lichaam.

24
Q

Externe factoren die hebben gezorgd dat veel antieke Griekse filosofie bewaard bleef:

A

 Aristoteles gaf als leraar van Alexander de Grote een groot deel van zijn filosofische erfenis door aan iemand die later veel politieke invloed zou hebben
 Door de expansiedrift van Alexander de Grote verspreidde de klassieke Griekse filosofie zich ook onder intellectuelen buiten Europa
 Het klassieke werk van Griekse filosofen werd tijdens de Middeleeuwen buiten Europa bewaard en doorontwikkeld door filosofen als Al Kindi, Alhazen en Avicenna
 De overwegend islamitische filosofen deden bij de doorontwikkeling van de Griekse filosofie veel moeite om deze in overeenstemming te brengen met hun monotheïstische geloof, wat het ook voor monotheïstische christelijke geleerden verteerbaar maakte
 Naar het einde van de Middeleeuwen werd het contact tussen de Europese en Arabische wereld steeds intensiever, eerst door vijandige kruistochten, maar later meer vreedzaam

25
Q

Twee bekende Europese intellectuelen die van invloed waren bij het ‘herontwaken’ van Europa:

A
  1. Leonardo Fibonacci (ca. 1170-1240)
    Een jonge Italiaan die regelmatig met zijn vader, een rijke handelaar, naar Noord Afrika reisde, waar hij Al Kindi’s Indo-Arabic numerals leerde en verder ontwikkelde.
    - Liber Abaci (Book of Calculation)
    - Fibonacci sequence
  2. Thomas Aquinas (ca. 1225-1274)
    Zeer invloedrijke theoloog die ervoor zorgde dat Arestotelianisme een intrinsiek onderdeel werd van de middeleeuwse christelijke doctrines. Hij werd in 1323 heilig verklaard.