2. Pioneering Philosophers of Mind: Descartes, Locke and Leibniz Flashcards

1
Q

Rene Descartes

A

Descartes (1596-1650) zag de menselijke geest en het menselijk lichaam als twee interacterende maar duidelijk afzonderlijke entiteiten (dualisme), die beiden een eigen manier van analyse en verklaring vereisten. Het zien van een ingenieus poppenspel in de buurt Saint-Germain in Parijs inspireerde hem om tot een mechanistische opvatting van menselijk gedrag te komen. Het poppenspel werd bediend door een hydraulisch mechaniek dat in werking gesteld werd wanneer de bezoeker op drukplaten in de vloer stapte. De mechanische manier waarop de poppen in beweging kwamen inspireerde hem om een mechanische verklaring voor menselijk gedrag te formuleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Twee andere belangrijke inzichten/ideeën van Descartes:

A
  1. Het basisidee achter analytische geometrie (integratie van geometrie en algebra)
    Door een vlieg in de kamer besefte hij dat de positie van de vlieg op elk moment gedefinieerd kon worden door drie cijfers, de afstanden tot de twee muren en het plafond. Hij herkende dat dit geldt voor elk punt in de ruimte ten opzichte van arbitrair bepaalde lijnen of vlakken.
  2. Een idee voor een nieuwe methode om tot ware kennis te komen
    Hij droomde over een boek dat de zin “What path in life shall I follow?” bevatte. Het boek verdween en verscheen weer met een nieuwe betere tekst. Hij werd wakker met het idee dat het verbeterde boek aan het einde van zijn droom een zegening was van zijn nieuwe inzicht.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Descartes’ methode

A

Zijn eerste regel tot het verkrijgen van kennis was om niets als waar aan te nemen tenzij… Via deze systematische twijfel wilde hij uitkomen bij een aantal heldere, onbetwistbare en fundamentele concepten die hij kon gebruiken als basis voor deductief redeneren. Deze werkwijze is te vergelijken met geometrie waar men begint met een klein aantal vanzelfsprekende en ware aannames en vanuit daar via logisch correcte stappen redeneert naar complexere, maar ook met zekerheid ware conclusies of theorieën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Simple natures

A

De meest elementaire en fundamentele eigenschappen van fysieke fenomenen die niet geanalyseerd of betwijfeld kunnen worden. Descartes merkte daarbij op dat veel van onze zintuiglijke indrukken levendig en duidelijk lijken, maar dat in werkelijkheid vaak niet zijn (twijfel).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Descartes concludeerde dat er maar twee fysieke eigenschappen zijn die simple natures zijn:

A
  1. Extension: De ruimte die een fysiek deeltje of een fysiek lichaam inneemt.
  2. Motion: De beweging van zo’n extended particle or body door de ruimte heen.

Alle zintuiglijke indrukken zijn gevolg van bewegingen en interacties van extended bodies or particles.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Galileo Galilei zijn visie op de fysieke realiteit leek op die van Descartes met het onderscheid tussen:

A
  1. Primaire kwaliteiten (vorm, kwantiteit en beweging): Alles in het universum bestaat hieruit, incl. onze zintuigen waarmee we waarnemen.
  2. Secundaire kwaliteiten (onze bewuste ervaring van de wereld): Als de primaire kwaliteiten van waargenomen objecten interacteren met de zintuigen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Descartes veronderstelde dat er drie soorten deeltjes bestonden:

A
  1. Vuur
    Deze waren zo klein dat ze, indien samengevoegd, een vrijwel perfecte vloeistof vormden die ruimtes van elke vorm of grootte kon opvullen. Hij nam aan dat het grootste gedeelte van deze deeltjes samen het midden van de zon vormden (zijn versie van Copernicaanse theorie).
  2. Lucht
    Deze waren groter dan vuurdeeltjes, maar nog steeds te klein om individueel te worden waargenomen. Van deze deeltjes zijn er het meest en hij nam aan dat ze alle ruimtes tussen objecten opvulden en ook vrijgekomen ruimtes van bewegende objecten direct opvulden.
  3. Aarde
    De zwaarste deeltjes in zijn hypothetische universum. Al het vaste materiaal, waaronder de planeten, de kometen, de aarde en alles op de aarde, bestaat uit deze deeltjes.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De mechanistische fysiologie van Descartes was een uitbreiding van het werk van:

A
  1. Galileo Galilei (1564-1642)
    Beschreef het skelet met botten en gewrichten als een automatisch systeem van hefbomen.
  2. William Harvey
    Beschreef de bloedsomloop met het hart als een mechanische pomp.

Descartes voerde het idee van Galilei en Harvey van het lichaam als een machine veel verder door. Hij stelde mechanistische beschrijvingen op van de spijsvertering, de bloedsomloop, de ademhaling, de groei en beweging van het lichaam, het slaap- en waakritme, maar ook van psychologische functies als waarneming, verbeelding, geheugen en emoties. Hij beschreef vrijwel de hele mens als een mechanisch systeem, als een automaton.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Animal spirits

A

Bij het bestuderen van kadavers ontdekte Descartes een heldere geelachtige vloeistof in de hersenventrikels die hij animal spirits noemde (nu bekend als hersenvocht). Hij veronderstelde dat trillingen in de zintuigen na externe prikkels stromingen veroorzaakten in dit vocht, die door het hele zenuwstelsel golfden en op hun beurt weer spier- en orgaanweefsel in beweging zetten om gedrag te veroorzaken (figuur 2.2 blz. 67). Hierin is de hydraulische aard van het eerdergenoemde poppenspel terug te zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Deze werking van de hersenen en het zenuwstelsel kennen we nu als een reflex waarbij:

A
  • Een stimulus of prikkel uit de externe wereld (zoals de hitte van vuur)
  • Een automatische response triggert (wegtrekken van de voet)

Er is onderscheid te maken tussen twee soorten reflexen:
1. Unconditioned reflexes: waarneming van de stimulus en onvrijwillige reactie vinden plaats in hetzelfde orgaan.
- Knipperen als reactie op wind in de ogen
- Strekken van been nadat dokter met hamer op knie tikt

  1. Acquired / conditioned reflexes
    De stimulus lokt een aangeleerde reactie uit als een product van leren en ervaring. Descartes’ model beschreef deze reactie ook, hoewel hij die niet volledig specificeerde.
    - Speeksel in de mond als reactie op een bel die steeds voor het eten luidt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Descartes zag gedragsmatige reacties als een combinatie van:

A
  • Externe stimuli (zie hierboven)
  • Interne emotionele factoren: commoties die ontstaan in de animal spirits die de kracht van de stromingen beïnvloeden. (Boosheid zorgt voor geïrriteerde animal spirits, krachtige stromen en heftige reacties)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Descartes’ redenatie met betrekking tot het waak- en slaapritme:

A
  • Waak: de hersenventrikels zijn maximaal gevuld met animal spirits, het omliggende hersenweefsel is uitgerekt en zenuwvezels zijn maximaal gevoelig voor externe prikkels
  • Slaap: hersenventrikels zijn deels leeg, zenuwvezels zijn slap en er is geen signaaloverdracht, dromen ontstaan als achtergebleven spirits geïsoleerde delen van de hersenen prikkelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Discourse on Method

A

Het meest bekende werk van Descartes, een semi-autobiografie waarin hij schreef over zijn systematische twijfel. Met behulp van zijn verstand betwijfelde hij alles, behalve zijn denkende (en twijfelende) ik. Dit bracht hem uiteindelijk tot de conclusie: cogito ergo sum (ik denk dus ik besta).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Innate ideas

A

Ideeën die niet kunnen worden weergegeven door een enkele zintuiglijke ervaring. Descartes concludeerde dat deze ideeën, zoals perfectie, eenheid en oneindigheid, voortkomen uit de aard van de denkende geest zelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De theorie van Descartes vergeleken met de theorie van Aristoteles:

A

Descartes gaf met zijn theorie een mechanistische verklaring voor al het simpele gedrag dat te maken het met lijfsbehoud en beweging, maar ook met waarneming, geheugen en verbeelding. Daarmee bood hij een mechanistisch alternatief voor zowel de vegetatieve ziel als de sensitieve ziel uit de filosofie van Aristoteles.

De rationele ziel uit Aristoteles’ filosofie werd door Descartes uitgesloten van mechanistische verklaring. Psychische functies als rationaliteit, bewustzijn en vrije wil moesten volgens hem fundamenteel anders begrepen worden. De rationele ziel was substantieel en kwalitatief anders dan de lichamelijke machine, en kon niet mechanistisch verklaard worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De theorie van Descartes versus het antieke dualisme (scheiding van lichaam en geest):

A

Het dualisme van Descartes heeft veel weg van de opvattingen van Plato. Die maakte ook onderscheid tussen de stoffelijke wereld waarin alles onvolmaakt was en de volmaakte wereld van aangeboren ideeën die alleen maar herinnert hoeft te worden.

Het doet ook denken aan het gedachte-experiment van Avicenna waarin een individu los van de fysieke wereld zweefde, om aan te tonen dat de geest zich dan alleen bewust is van het eigen bestaan, en van aangeboren ideeën die onafhankelijk zijn van waarneming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Dualisme

A

Het onderscheid tussen de onsterfelijke geest en het vergankelijke lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Interactief dualisme

A

Een lichaam zonder ziel is volgens Descartes slechts een automaton, gestuurd door externe stimuli en interne hydraulica. Een ziel zonder lichaam heeft bewustzijn, maar alleen over het eigen bestaan en enkele aangeboren ideeën. De interactie tussen de entiteiten maakt dat het bewustzijn gevoed kan worden door rijke en complexe ervaringen, en dat het lichaam beschikt over een rationeel bewustzijn en over een wil.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Laatste boek Descartes

A

Het laatste belangrijke boek van Descartes, Treatise on the Passions of the Soul, staat in het teken van zijn correspondentie met Princess Elizabeth of Bohemia (1618-1680). Elizabeth stelde hem in het bijzonder vragen over hoe een stoffelijk lichaam kan interacteren met een niet stoffelijke geest.

20
Q

Pijnappelklier

A

Hier vond volgens Descartes de interactie plaats tussen lichaam en geest. De klier is gepositioneerd diep in de hersenen in de centrale ventrikel waar hij goed de stromingen in het hersenvocht kon aftasten en beïnvloeden. Dit zodat indrukken uit het lichaam samengevoegd konden worden in het bewustzijn, en het bewustzijn zijn wil kon uiten in het lichaam.

21
Q

Passies

A

De bewuste ervaring van gevoelens als liefde, boosheid, angst en verlangen. Dit werd volgens Descartes mogelijk gemaakt door de strategische locatie van de pijnappelklier, die zo de oorzaak van emoties kon waarnemen (commoties in de animal spirits).

22
Q

Op een rijtje gezet bevat de filosofie van Descartes aspecten van:

A
  • Nativisme (nadruk op aangeboren eigenschappen)
  • Rationalisme (nadruk op redeneren)
  • Interactief dualisme (interactie tussen de afzonderlijke entiteiten van lichaam en geest)
23
Q

John Locke

A

Locke (1632-1704) vroeg zich in de eerste instantie vooral af hoe je een rationele keuze kunt maken tussen twee verschillende geloofssystemen als die elkaar uitsluiten. Om die vraag te kunnen beantwoorden was het volgens hem noodzakelijk om goed te begrijpen hoe de mens tot overtuigingen komt en zich bewust wordt van de wereld. Zijn uitgangspunt was dat mensen ter wereld komen als een onbeschreven blad, en gedurende hun leven kennis opdoen door ervaringen (empirisme).

24
Q

Hoe het fundamentele uitgangspunt van Locke zich verhoudt tot eerdere filosofieën:

A
  • Het idee dat mensen ter wereld komen als een onbeschreven blad vertoont grote overeenkomsten met de opvatting van Aristoteles, die stelde dat we ter wereld komen als een lege kleitablet (tabula rasa) waar de wereld via de zintuigen indrukken op achterlaat
  • Hij verwierp het idee van Descartes dat de ziel aangeboren ideeën bevat, omdat zulke abstracte concepten volgens hem nooit worden aangetroffen in de geest van kinderen of idioten: abstracties kunnen worden bereikt door het opdoen van langdurige ervaring.
25
Q

Belangrijke personen in het leven van Locke waren onder andere:

A

 Thomas Willis (1621-1675): arts die de hersenen bestudeerde, docent van Locke
 Robert Boyle (1627-1691): scheikundige, Locke was zijn vriend en volgeling
 Boyle’s law: volume van gas varieert a.d.h.v. de druk die erop uitgeoefend wordt
 Descartes: interesse voor filosofie en de overtuiging niet blind te vertrouwen op autoriteit
 Sir Anthony Ashley Cooper (1621-1683): Locke was zijn medisch en politiek adviseur
 Isaac Newton: vriend van Locke
 Queen Mary: Locke kon zijn werk tijdens haar termijn veilig publiceren
 William Molyneux (1656-1696): bestudeerde complexe ideeën met Locke
 Thomas Hobbes (1588-1679): Locke schreef over zijn theorie over burgerlijk bestuur
 Lady Damaris Cudworth Masham (1659-1708: Locke verbleef tot z’n dood bij haar
 Gottfried Wilhelm Leibniz (1646-1716): bestudeerde Locke’s werk en schreef erover

26
Q

Volgens de theorie van Locke kunnen mensen twee soorten ervaringen hebben:

A
  1. Sensaties
    Indrukken van objecten uit de buitenwereld.
  2. Reflecties
    Het resultaat van de werking van onze geest, bewerkingen van opgedane sensaties.
27
Q

Ideeën (Locke)

A

De mentale representaties van objecten in de buitenwereld die als herinneringen in de geest blijven nadat ze uit het bewustzijn verdwijnen.

Gezamenlijk leiden sensaties en reflecties tot twee soorten ideeën:

  1. Simpele ideeën
    Enkelvoudige ideeën afkomstig van de basiszintuigen en toestanden afkomstig van innerlijke reflecties, zoals kleur, vorm, temperatuur en iets willen of leuk vinden.
  2. Complexe ideeën
    Naarmate we meer ervaringen opdoen en simpele ideeën met elkaar geassocieerd raken vormt de geest complexe ideeën, zoals rood, rond en zoet het idee van een appel vormen.
28
Q

Componenten Locke

A

Locke stelde dat complexe ideeën niet zo te hoeven zijn waargenomen en dat ze ook dingen kunnen weergeven die in de echte wereld niet bestaan. Volgens hem moesten de componenten van complexe ideeën wel eerder concreet zijn waargenomen. Je moet bijvoorbeeld eerder een paard en de kleur groen hebben gezien om je een groen paard te kunnen voorstellen.

29
Q

Casus blinde man

A

Molyneux illustreerde het standpunt van Locke ten aanzien van complexe
ideeën met een hypothetische casus van een blinde man die op de tast een
blokje van een bal kon onderscheiden. Beiden stelden dat de blinde man,
als hij plotseling zou kunnen zien, een blokje niet van een bal zou kunnen
onderscheiden zonder aanraking. Dit omdat de nieuwe visuele sensatie nog
geen deel kon zijn van het complexe idee van een blokje of bal. Hun idee is
recenter bevestigd bij patiënten die vanaf hun geboorte blind waren en
later een hoornvliestransplantie kregen, die patiënten moeten leren zien.

30
Q

Locke maakte onderscheid tussen verschillende vormen van kennis:

A
  1. Intuïtieve kennis
    Dringt zich als het ware direct aan ons op en is onweerlegbaar. Over deze kennis zijn we het onmiddellijk eens, zoals het verschil tussen zwart en wit. Dit geldt voor weinig ideeën.
  2. Demonstratieve kennis
    Deze is minder direct gegeven, maar door demonstratie wel even overtuigend. Bijv. een logische redenering die niet direct helder is, maar die na uitleg wel duidelijk kloppend is.
  3. Zintuiglijke kennis
    Gebaseerd op ervaring en allerminst onweerlegbaar. Over de waarheid ervan kan altijd gediscussieerd worden omdat ze betwijfelbaar is. Het gaat om willekeurige associaties van ervaringen van een individu. De meeste kennis is op deze manier te classificeren.

Associatie van ideeën (het linken of combineren van ideeën)
- Natuurlijke associaties (valide kennis): Hebben een natuurlijke aard, omdat ze ook in de natuur altijd terugkeren.
- Toevallige associaties
Zijn afhankelijk van de toevallige manier waarop een individu zaken is tegengekomen in de context van zijn of haar leven.

31
Q

Locke specificeerde niet exact hoe ideeën geassocieerd raken, maar noemde wel:

A
  1. Contiguity (gelijktijdig of direct na elkaar)
    Law of association by contiguity kwam later hieruit voort
  2. Similarity (gelijkenis)
    Law of association by similarity kwam later hieruit voort
32
Q

In het verlengde van Descartes en Galileo maakte ook Locke onderscheid tussen primaire en secundaire kwaliteiten

A
  1. Primaire kwaliteiten (ideeën die hieruit voortkomen zijn zekerder)
    Deze zijn inherent aan waargenomen objecten. Objecten in de materiële wereld bestaan
    uit vaste en gevormde deeltjes, die in de ruimte bewegen en met elkaar interacteren.
     Solidity (stevigheid)
     Extension (de ruimte die iets inneemt)
     Figure (figuur, vorm)
     Mobility (beweging)
  2. Secundaire kwaliteiten
    Worden geprojecteerd op waargenomen objecten door de zintuigen. Bewuste impressies
    die ontstaan als primaire kwaliteiten van objecten interacteren met die van de zintuigen.
     Geluiden
     Kleuren
     Temperaturen
     Smaken
     Geuren
33
Q

Vraagstuk Locke

A

Locke concludeerde dat het onmogelijk is om een rationele keuze te maken tussen tegenstrijdige overtuigingen. Dit omdat de meeste kennis zintuiglijk is en bestaat uit een mix van natuurlijke en toevallige associaties, die voor het individu niet te scheiden zijn. Daarom zal niemand een foutloos begrip van de wereld of de absolute waarheid hebben. Locke zag tolerantie voor elkaars denkwijzen in een debat als enige rationele reactie. Hij zette dit idee uiteen in zijn essay Two Treatises of Government, over de theorie van Thomas Hobbes over de oorsprong en het doel van burgerlijk bestuur.

34
Q

Social contract

A

Een werkelijke of hypothetische overeenkomst tussen burgers of tussen de regering en burgers over ieders rechten en plichten in de samenleving. Hobbes zag dit als een manier om de agressieve, op zichzelf gerichte en roofzuchtige bevolking onder controle te houden.

35
Q

Overeenkomsten en verschillen tussen Locke en Leibniz en hoe ze zich verhouden tot Descartes:

A

 Ze hadden brede interesses en kozen een maatschappelijke carrière boven een academische
 Ze werkten vanuit de middenklasse als hovelingen voor aristocraten die hen soms beperkten
 Ze werden beïnvloed door het vroege werk van Descartes, echter op verschillende manieren
 Locke nam veel ideeën van Descartes ten aanzien van natuurkunde en fysiologie over, maar accepteerde diens idee van een constant actieve bewuste geest met aangeboren ideeën niet. Locke gebruikte dit als basis voor een empiristische kennistheorie. An Essay Concerning Human Understanding.
 Leibniz verwierp de mechanistische fysica van Descartes, maar accepteerde zijn idee van een actieve bewuste geest met aangeboren ideeën en diens rol in het creëren van ervaringen wel. Leibniz neigde daarmee ook naar nativisme (van Plato) en rationalisme. New Essays on Human Understanding (kritische reactie op het boek van Locke)

36
Q

Gottfriend Leibniz

A

Volgens Leibniz moest het universum gezien worden als een dynamisch levend geheel dat continu in ontwikkeling is. Alles was volgens hem oneindig deelbaar in nog kleinere organismen. Hij zag een fundamentele, energetische kracht die continu wetmatige veranderingen teweegbrengt in het universum als de basis van alles. Omdat de veranderingen wetmatig waren, moesten ze volgens hem beschouwd worden als gestuurd of doelgericht. Om die doelgerichtheid mogelijk te maken moest er een actor aan ten grondslag liggen die, hoe minimaal ook, zich bewust was van de effectiviteit van diens activiteiten. Het fundament van het universum was, volgens Leibniz, dus de bewuste, energetische doelgerichtheid van alles in het universum.

37
Q

Leibniz was erg geïnteresseerd in wiskunde en leverde drie belangrijke bijdragen aan dat veld:

A
  1. Een mechanische wiskundige rekenmachine
    Deze was beter dan alle eerdere versies en de voorloper van moderne computers.
  2. Een beschrijving en uitwerking van binary arithmetic
    De representatie van alle cijfers in enen en nullen. Dit had toen geen praktische implicaties, maar werd later belangrijk voor elektronische computers en kunstmatige intelligentie.
  3. De infinitesimal calculus (ook ontdekking van Newton, die hem later van plagiaat betichtte)
    Nieuwe methode om oneindige reeksen van oneindig kleine getallen op te tellen en om de eigenschappen van oneindig kleine getallen uit gegeven curven te extraheren.
38
Q

Leibniz leerde in Nederland twee personen kennen die zijn blik op het universum bevestigden:

A
  1. Benedict Spinoza (1632-1677)
    Briljante Joodse geleerde die werd uitgesloten van zijn synagoge vanwege zijn pantheïsme.
    - Pantheïsme: De opvatting dat God geen onafhankelijke entiteit is die het universum controleert, maar dat God samenvalt met alles en het hele universum is.
    - Leibniz: het universum als levend, dynamisch geheel met bewustzijn op alle niveaus
  2. Antonie van Leeuwenhoek (1632-1723)
    Lens slijper die de moderne microscoop uitvond en Leibniz liet zien dat een waterdruppel een hele wereld aan zwemmende micro-organismen bevatte.
    - Leibniz: net als de druppel, zo is onze wereld een van de ontelbare werelden die samen een groter geheel vormen (eindeloze hiërarchie van levende organismen)
39
Q

Leibniz werkte zijn idee van bewuste, energetische doelgerichtheid als basis van het universum uit in
zijn monadologie, waarin hij vier niveaus van monaden (units) onderscheidde (bewustzijnsniveaus):

A
  1. Bare monads (basale monaden)
    Hebben een minimaal bewustzijn en geclusterd vormen zij de basis voor alle fysieke objecten.
  2. Sentient monads (voelende, waarnemende monaden, lijken op sensitive soul van Aristoteles)
    Hebben bewuste ervaring van objecten en geheugen om ervaringen op te slaan. Samen met
    een cluster van basale monaden kan deze monade gezien worden als ziel van het organisme.
  3. Rational monads (rationele monaden, lijken op de rational soul van Aristoteles)
    Hebben het vermogen tot waarneming en apperceptie. Gekoppeld aan een cluster van
    voelende monaden kan deze monade gezien worden als de menselijke geest.
     Apperceptie (omvat ook reflexiviteit, zoals genoemd door Descartes en Avicenna) Vermogen tot interpretatie en rationele analyse van dat wat waargenomen is.
  4. Supreme monad (opperste monade, lijkt op Spinoza’s God en de final cause van Aristoteles)
    Heeft goddelijke vermogens (bewustzijn, controle over alles) en kan nooit volledig begrepen
    worden door ondergeschikte monaden, het is de goddelijkheid van de natuur in zijn totaliteit.
40
Q

Basis werk Leibniz

A

Een groot deel van het belangrijkste werk van Leibniz was gebaseerd op zijn
correspondentie met Sophie the Countess Palatine (1630-1714) en haar
dochter Sophie Charlotte (1668-1705) Zij waren filosofische vertrouwelingen
van Leibniz, net zoals Princess Elizabeth of Bohemia dat was voor Descartes.

41
Q

De persoon Leibniz

A

Een recente biograaf omschreef Leibniz als iemand die werd gedomineerd
door een onbereikbare ambitie. Hij vond het een wonder dat Leibniz naast
zijn vele mislukkingen ook zoveel bereikt heeft. Volgens hem bereikte Leibniz
zoveel door een combinatie van hard werken, openheid voor de ideeën van
anderen en extreem vertrouwen in de vruchtbaarheid van zijn eigen geest.
Aan de andere kant maakte zijn wil om belangrijke dingen te creëren, geheel
compleet en volledig zijn eigen werk, het onmogelijk om dingen af te krijgen.

42
Q

Tijdens zijn leven werd Leibniz nooit volledig gewaardeerd en zelfs belachelijk gemaakt:

A

 Het satirische boek Foolish wisdom and the folly of the wise ging over zijn vele onsuccesvolle
pogingen om voor Huis Hannover met windmolens water af te tappen uit de familiemijnen
 Een van zijn meesters van huis Hannover noemde Leibniz een archeologische vondst die door
onbekenden gemakkelijk kon worden aangezien voor een clown
 De Franse schrijver Voltaire maakte Leibniz belachelijk als de bespottelijke filosoof Pangloss in
zijn populaire roman Candide

43
Q

Novissima Sinica

A

Leibniz was voor zijn tijd erg vrij van geest en stond open voor andere
culturen. Zo was zijn boek Novissima Sinica (News from China) gebaseerd op
zijn correspondentie met Jezuïtische missionarissen in China.

44
Q

De belangrijkste kritiekpunten van Leibniz op het werk van Locke waren:

A
  1. Hij vond dat Locke de werking van de menselijke geest erg onderschatte
    Hij zag de geest niet als onbeschreven blad, maar als een blok marmer waarvan de structuur deels bepalend is voor de uiteindelijke vorm. Die structuur bestaat uit aangeboren ideeën en strevingen die ons nodige waarheden bieden op basis waarvan we de wereld interpreteren.
    - Hij vond dat de theorie van Locke vooral de dierlijke staat van voelende monaden beschreef, terwijl de mens volgens hem ook beschikt over rationele monaden
    - Necessary truths: Zo noemde hij alle aangeboren ideeën, neigingen/aanleg. Hij zag dit als de primaire werktuigen nodig voor het proces van apperceptie. Sommige van deze necessary truths vertonen gelijkenis met categorieën van de rational soul van Aristoteles.
  2. Hij vond dat Locke een te passief beeld van de geest had
    Volgens hem was de energetisch dynamische kracht juist het fundamentele principe in alles, dus ook in de geest. Basale monaden, waaruit ook het lichaam is samengesteld, bezitten voortdurend geestelijke activiteiten, die hij aanduidde als minute perceptions.
    - Minute perceptions: Geestelijke activiteiten die plaatsvinden in basale monaden. Deze dringen zelden door tot het bewustzijn, omdat ze te klein en onveranderlijk zijn om zich daarin te onderscheiden, maar sturen wel voortdurend op onbewust niveau ons gedrag.
45
Q

De verschillen tussen Locke en Leibniz ontstonden vooral doordat zij verschillende doelen hadden:

A

 Locke, die voornamelijk een empiristische positie had, wilde de grenzen van kennis
vaststellen en regels opstellen voor het oplossen van politieke en praktische problemen
 Leibniz, die vooral nativistisch was, zag de geest zelf als primair onderwerp van onderzoek

46
Q

Lockean versus Leibnizean traditions:

A

 Locke was de grondlegger van de psychologische traditie British associationism
Deze traditie was voornamelijk invloedrijk in Engelssprekende landen.
 George Berkeley (1685-1753)
Paste Locke zijn associatieprincipes toe op analyse van visuele diepte-perceptie, hij
stelde dat 3D zien niet aangeboren is, maar resultaat van het leren van associaties.
 David Hume
Hielp met formuleren van de law of association by contiguity en de law of
association by similarity, en gebruikte deze bij een sceptische analyse van het begrip
causaliteit.
 David Hartley (1705-1757)
Arts die beargumenteerde dat ideeën subjectieve resultaten zijn van korte vibraties in
de hersenen, die door zenuwnetwerken met elkaar geassocieerd raken.
 James (1773-1836) en John Stuart Mill (1806-1873)
Beargumenteerden dat de belangrijkste verschillen in karakter, gedrag en intelligentie
het gevolg zijn van verschillen in ervaringen en associaties, en niet van genen.
 Francis Galton
Was het sterk oneens met vader en zoon Mill, zo ontstond het nature-nurture debat.
 Behaviorisme (begin 20e
eeuw)
Veel associatie ideeën en ideeën van Locke kwamen hierin samen, behavioristen
verklaren al het leren vanuit de associatie van verschillende neurologische stimulusrespons reflexen (menselijk gedrag wordt geconditioneerd door ervaring).
 In de traditie van Leibniz lag de focus op de eigenschappen en activiteiten van de geest zelf
Deze traditie was vooral invloedrijk in continentaal Europa.
 Immanuel Kant en Wilhelm Wundt
Deelden de visie van Leibniz en vestigden het idee van psychologie als discipline.
 Freud
Leibniz zijn ideeën over onbewuste invloeden op gedrag waren onder andere terug te
zien in Freuds psychoanalyse en bij andere Europese hypnotiseurs.
 Jean Piaget
Analyseerde de groei van intelligentie bij kinderen als organische, biologisch
gebaseerde opeenvolgende ontwikkelingsstadia in een actieve geest.

47
Q

Het werk van Descartes, Locke en Leibniz is nog steeds terug te zien in de hedendaagse psychologie:

A

 Descartes
 Het brein en de zenuwen zijn centraal in veroorzaken van gedrag (neuropsychologie)
 Zijn schema van de reflex is het startpunt geweest van het moderne behaviorisme
 Aanpassing van reflexen door ervaring was de basis voor klassieke conditionering
 Interactie tussen emoties en externe prikkels, en reflectie door de rationele geest
(je kunt dit zien als de kiemen van een intrapsychisch conflict uit de psychoanalyse)
 Zijn mechanistische perspectief op gedrag is echter zijn belangrijkste erfenis!
 Locke
 Zijn verwerping van het nativisme van Descartes maakte ruimte voor het empirisme
 Empirisme was belangrijk voor de ontwikkeling van verschillende leertheorieën
 Leibniz
 Zijn nativisme en zijn hiërarchie van organismen zijn aardig in lijn met bevindingen
van nu op het gebied van microscopisch leven, chromosomen, genen en DNA
 Met zijn tolerante houding naar andere volken zou je hem kunnen zien als voorloper
van de niet-westerse psychologie en culturele psychologie
 Zijn standpunt over de actieve geest en de aangeboren potentie die in ieder individu
aanwezig is zie je onder andere terug in werk van Kant, Wundt, Freud en Piaget