3. immunologie Flashcards

1
Q

wat wordt er bij een vaccinatie tegen (kinder)z ziekte toegediend

A

antigenen van de ziekteverwekker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waaruit bestaat de risicogroep die in aanmerking komt voor vaccinatie tegen griep

A

mensen bij wie griep ernstige gevolgen kan hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

SOA (geslachtsziekten) treffen alleen de geslachtsorganen

A

nee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hebben onze eigen lichaamscellen stoffen met antigene eigenschappen aan hun oppervlak

A

ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe omschrijf je antigeen

A

een stof die het immuunsysteem activeert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe ontstaat een antistofantigeencomplex

A

antistof vormt een verbinding met het antigeen waartegen hij gemaakt is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat activeert een antistof-antigeencomplex

A

verschillende soorten cellen van het afweersysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is gammaglobuline

A

een synoniem van antistof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe wordt een auto-immuunaandoening veroorzaakt

A

door de productie van antistoffen die gericht zijn tegen antigenen op eigen lichaamscellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn lymfocyten

A

witte bloedcellen die antigenen poduceren tegen antigenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waar bevindt lymfoid weefsel zich

A

in de wand van de darmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar worden bacterien die in de bloedbaan zijn doordrongen door het immuunsysteem opgevangen

A

in de milt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe worden bloedgroepen van elkaar onderscheiden

A

door verschillen in het voorkomen van antigenen op het membraan van de rode bloedcel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn auto-eimmuunaandoeningen

A

diabetes type 1, reumatoide artritis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

waardoor wordt een allergische aandoening veroorzaakt

A

door een antigeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is een anafylactische schock

A

een levensbedreigende allergische reactie

17
Q

hoe kun je afstoting van een getransplanteerd orgaan onderdrukken

A

door het toedienen van corticosteroiden