3. De mondhygiënist in het ziekenhuis Flashcards

1
Q

Wat is extramulaar?

A

Zorg aan patiënten die niet in een instelling verblijven (bv. huisarts, gezondheidscentra, GGD, complementaire hulpverlening en maatschappelijk werk)

Eerstelijnszorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is intramulaar?

A

betekent ‘binnen de muren’ waarbij zorg wordt geleverd aan patiënten die geboden wordt in een zorginstelling (bv. ziekenhuizen, revalidatie centra,
verpleeghuizen, instelling lichamelijk en verstandelijk gehandicapten en GGZ)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Onder welke ‘mulaar’ valt het UMCG?

A

Intramulaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is semi-muraal?

A

dat zorg niet volledig binnen de muren van een zorginstelling plaatsvindt (bv. centra voor dag-, nacht- en avondbehandeling, crisis- en opvangcentra, beschermende woonvormen en dagbesteding voor psychiatrische patiënten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke soorten ziekenhuizen zijn er? (4)

A
  • UMC’s
  • Algemene ziekenhuizen
  • Categorale ziekenhuizen
  • Psychiatrische ziekenhuizen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarop richt de afdeling Mondziekten, Kaak- en
Aangezichtschirurgie (MKA) zich?

A

Op de behandeling van afwijkingen aan mond, kaak en aangezicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Verwijzingen voor het MKA kunnen van buiten en binnen het UMCG komen. Op welke manieren gebeurt dit?

A
  • Verwijzingen buiten het UMCG kunnen zijn van de tandarts, huisarts of een ander ziekenhuis.
  • Verwijzingen binnen het UMCG kunnen zijn van KNO, dermatologie, radiotherapie, interne geneeskunde en kinderkliniek. (Alle poliklinieken of verpleegafdelingen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke zorglijn heeft MKA?

A

Derdelijnszorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat biedt het centrum voor bijzondere tandheelkunde (CBT)

A

Specialistische zorg, handicap etc. (meer ruimte voor roelstol en bed)
* Centrum bijzondere tandheelkunde
* Uniek centrum
* CBT biedt bijzonder tandheelkundige en prothetische zorg en zorg aan gehandicapte patiënten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het grootste aandachtsgebied?

A

Hoofd- hals oncologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke Bijzondere zorggroepen MKA en CBT vinden zich in het UMCG?

A
  • Hoofd hals oncologie = chirurgie en radiotherapie
  • Traumatologie
  • Orgaantransplantatie (nieren, longen, lever, hart, alvleesklier, dunne darm)
  • Stamceltransplantatie (leukemie)
  • Aangeboren afwijkingen (zoals Schisis)
  • Geestelijke- en/of lichamelijk gehandicapt (CBT en ODBC indicatie)
  • Slijmvliesafwijkingen (oral medicine, centrum voor blaarziekten)
  • Syndroom van Sjögren (Sjögren expertise centrum)
  • Kaakgewrichtsaandoeningen- en chirurgie (TMJ, BIMAX)
  • Aangezichtschirurgie (bv. ooglid correcties)
  • Wetenschappelijk onderzoek
  • Implantologie
  • OSAS (vervaardigen mra)
  • Opgenomen patiënten met een acute zorgvraag (op het gebied van pijn, mondzorg,
    verdenking oraal focus)
  • Maar ook = poliklinische verwijdering van m3’s en apex resecties!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer ga je naar de mondhygiënist in het ziekenhuis? (5)

A
  • Focusonderzoeken: hoofd hals oncologie,
    hematologische patiënt, orgaantransplantaties.
  • Klinische post-chirurgische zorg in het hoofd hals gebied.
  • Mondhygiëne preventieve/nazorg behandelingen medisch gecompromitteerde patiënten/indicatie bijzondere tandheelkunde.
  • Uitvoeren van behandelingen of controles in het kader van wetenschappelijk onderzoek of diagnostiek.
  • Klinische zorg, op diverse verpleegafdelingen bij
    opgenomen patiënten met orale klachten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke Bijzondere zorggroepen hebben een CBT indicatie? (4)

A
  • Hoofd hals oncologie
  • Behandelen van patiënten met een aangeboren- of verworven afwijking; bijvoorbeeld Schisis of Epidermolysis Bullosa.
  • Slijmvliesafwijkingen ; bijvoorbeeld lichenöïde
    afwijkingen, Pemfigoïd).
  • Auto-immuunaandoeningen; bijvoorbeeld M.
    Sjögren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een focus?

A

Een ontstekingshaard

Bij gezondheid meestal geen complicaties, maar wel bij patiënten met verminderde weerstand bv. droge mond bij bestraling, wat kan leiden tot parodontitis (en uiteindelijk tot andere complicaties in het lichaam)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het doel van focusonderzoeken (3)

A
  • Preventie van vroege en/of late orale complicaties t.g.v. ziekte en/of therapie
  • Behoud of herstel van (orale) functies
  • Patiëntenvoorlichting

De reden hiervoor is om de kans op neveneffecten van de (kanker)behandeling te beperken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer wordt een focusonderzoek uitgevoerd?

A

Wanneer men een behandeling ondergaat voor hoofd hals oncologie, orgaan transplantaties, kaakchirurgie of anderszins. Het doel daarbij is het opsporen en ook behandelen van orale ontstekingshaarden dus hier wordt op gefocust.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

In welke twee soorten kan de gezondheidszorg worden ingedeeld?

A
  • Algemene gezondheidszorg
  • Geestelijke gezondheidszorg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de rol van de mondhygiënist

A

focusonderzoek (= invullen parodontiumstatus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wanneer voert een mondhygiënist een focusonderzoek uit?

A

bij hoofd-hals oncologie (tumor, mogelijk bestraling) of bij orgaantransplantaties of hematologie (stamceltransplantaties)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waarom wordt er een focusonderzoek uitgevoerd bij patienten die een orgaantransplantatie krijgen.

A

Omdat er kans is op ontstekingen en mogelijke afstoting van organen dit kan voorkomen worden door bepaalde medicatie; kan invloed hebben op mondgezondheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat wordt er gevraagd en gezegd (screening) bij een focusonderzoek? (6)

A
  • Medische anamnese
  • Klachten/beperkingen
  • Tandarts/mondhygiënist bezoek
  • Zelfzorg en motivatie
  • Lifestylefactoren
  • Uitleg focusonderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wanneer mag er alleen een transplantatie plaatsvinden?

A

Als de patiënt focus vrij is

(bv. na behandeling parodontitis, pocketreductie of extractie; door lange wachtlijsten bij transplantatie is het mogelijk om eventuele ontstekingshaarden bij patiënten te behandelen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke informatie en diagnostiek moet er worden verzameld/wanneer is iets een focus? (8)

A

Parodontiumstatus+ röntgen
* Pockets ≥ 6 mm
- Recessies - (speelt geen grote rol)
* Furcaties ≥ graad II
- Mobiliteit - (speelt geen grote rol)
- Pus !
- Plaque- en bloedingscore
- Cariës vergevorderd
- Apicale ontstekingen > extractie voor therapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke locaties Hoofd-hals oncologie zijn er? (4)

A
  • Nederlandse Werkgroep Hoofd-Hals Tumoren (NWHHT)
  • HHWG UMCG
  • PWHHT (werkgroep
    paramedici)
  • PVHH (patiëntenvereniging)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat wordt er gedaan bij een een HHWG overleg?

A

> diagnose en behandelplan voor de patiënt wordt opgesteld.
Plan > chirurgie, eventueel of zeker postoperatieve radiotherapie, primaire radiotherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat wordt er overlegd bij het CBT overleg?

A

> terugkoppeling CBT en definitief tandheelkundig plan.
Uitvoeren tandheelkundige behandeling, extracties 2 weken voorafgaand aan startdatum radiotherapie of tijdens de chirurgische ingreep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat wordt er vaak gebruikt als transplantatie voor de tong?

A

Deel van de huid: onderarm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat zijn Zygoma-implantaten?

A

= lange implantaten in het jukbeen: geeft houvast aan bv. prothese)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Post operatieve mondzorg
Welke behandeling wordt er gevoerd na de operatie, welke bewegingen worden gemaakt en waarmee houd je nog meer rekening? (5)

A
  • Voorzichtig sprayen met NaCl (natriumchloride) 4x daags.
  • Cirkelende beweging maken, van achteren naar voren toe sprayen.
  • Gebruik van afzuigapparatuur.
  • Persluchtdruk 4-5 bar; standaard instelling.
  • Patiënt mag de eerste dagen (afh. van de operatie) nog niet oraal belasten (niets per os, niet
    spoelen/poetsen).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is het doel van de spraybehandeling? (4)

A
  1. Verwijderen van slijm, plaque en bloedresten van het mondslijmvlies en voor zover mogelijk de dentitie
  2. Hydratatie bij droge mond om korsten/indroging speeksel te voorkomen (aspiratie te voorkomen)
  3. Zuiverende werking NaCl geeft bevordering van infecties en ontstekingen
  4. Verkoelend effect (zeker bij zwelling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Sprayprotocol:
Wat heb je nodig? (5)

A

Spraykolf met luchtslang, NaCl, handdoek of patiënservet yankauer+afzuigapparatuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Sprayprotocol:
Waarvoor moet je aandacht hebben? (2)

A
  1. De situatie van de patiënt.
    - Zet leuning van het bed goed rechtop om verslikking te voorkomen.
    - Pas op hechtingen, laat de patiënt niet de
    hals forceren als hier chirurgisch is behandeld.
  2. Ergonomie.
    - Voldoende licht en zicht.
    - Ergonomisch (proberen) te werken, zet het bed op de juiste hoogte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Waar wordt rekening mee gehouden bij het definitief behandelplan bij radiotherapie (6)

A
  • Tandheelkundig plan afhankelijk van bestralingsvelden en aantal Gy
  • Risico op osteoradionecrose!
  • Kritisch punt meestal 40 Gy
  • Afstemmen radiotherapeut
  • Definitief extractiebeleid
  • Fotonen of protonen?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Waarom is het kritische punt meestal 40 Gy?

A

> 40 Gy: geeft verhoogd risico op ontstekingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat is een negatief effect van fotonen?

A

Gaan voorbij de tumor en het effect waaiert uit. Dus ook naar andere weefsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat is het positieve effect van protonen?

A

Nieuwste/meest effectieve wijze van bestralen; recht op de tumor af: doelgerichte bestraling met de minste neveneffecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Mag de dosis rontgen bij de onder of bovenkaak hoger?

A

In de onderkaak

38
Q

Op welke manier wordt de dosis straling in de mond gegeven?

A

De dosis is per tand:
OK

39
Q

Welke actie kan er uitgevoerd worden ter voorbereiding van radiotherapie?

A

Indien nodig extracties door kaakchirurg (wanneer kies met focus in het bestralingsgebied zit)

40
Q

Wat is Grey?

A

De hoeveelheid straling

41
Q

Waarvoor dienen fluoridekappen?

A

Ter bescherming van bestralingscariës

42
Q

Welke behandeling voert de mh uit ter voorbereiding van radiotherapie? (3)

A
  1. Optimaliseren mondhygiëne d.m.v. voorlichting en instructies
  2. Uitgebreide gebitsreiniging
  3. Afdrukken maken t.b.v. fluoridekappen (functie: NaCl op neutrale basis!; preventief middel zodat glazuur sterk blijft)
43
Q

Welke werkzaamheden heeft de mondhygiënist bij radiotherapie? (2)

A
  1. Mondcontroles (dagelijkse controle van slijmvliezen) en mondverzorging: dagelijks sprayen met NaCl
  2. Periode radiotherapie: vaak 7 weken lang, gemiddeld 35 fracties
44
Q

Welke mondzorgadviezen start radiotherapie zijn er bij dentate patiënten? (2)

A
  • 3x per week in de speciale mal (fluoridekap) op elk gebitselement een drup fluoridegel aanbrengen → speciale mal over de tanden en kiezen aanbrengen en 5 min. in de mond
    houden → mal uit de mond halen en goed uitspugen; eerste uur niet spoelen
  • Spoelen met zout-soda spoeling 8-10 keer daags
    1 min.
45
Q

Welke mondzorgadviezen start radiotherapie zijn er bij edentate patiënten? (2)

A
  • Protheses uitlaten.
  • Spoelen met zout-soda spoeling 8-10 keer daags. Soda= sodiumbicarbonaat. Patiënt maakt dit thuis.
46
Q

Wat is de werking van zout?

A

Zout werkt zuiverend en soda (= sodiumbicarbonaat; wordt thuis door de patiënt gemaakt)

heeft antibacteriële werking; combinatie werkt gunstig op pH-niveau in de mond (in normaal milieu is de mond basisch, maar door bestraling wordt het mondmilieu heel zuur

47
Q

Wat gebeurt er met het pH-niveau in de mond na de bestraling?

A

De pH gaat omlaag: wordt zuur

48
Q

Wat kan een mondhygiënist tegenkomen in de mond bij radiotherapie? Noem er 3

A
  1. Tumoren (in de pharynx)
  2. Blaren
  3. Ulceraties
49
Q

Wat zijn acute bijwerkingen bij radiotherapie? (4)

A
  1. Mucositis (verschillende gradaties)
  2. Smaakvermindering
  3. Candida
  4. Xerostomie en verandering van speeksel: taai, plakkerig of schuimig
50
Q

Uit welke gradaties bestaat mucositis? (0-4)

A

0 = slijmvliezen intact (roze; rustig)

1 = cellen gaan kapot door bestraling (pijnlijk en rood) (week 2)

2 = Roodheid, pseudomembranen (door eerste laag cellen heen), eten van vast
voedsel wel mogelijk (rode/witte afwijkingen in de mond; begin van blaarvormingen)

3 = Pseudomembranen, ulceraties, alleen vloeibare voeding mogelijk. Mucosa ligt volledig open; blaren zijn opengebarsten

4 = voedselinname niet meer mogelijk; patiënten afhankelijk van sonde (morfinepleister, dagelijks sprayen)

51
Q

Wat is nog meer een effect van bestaling?

A

Smaakverandering

52
Q

Hoe wordt een beperkte mondopening genoemd?

A

Trismus

53
Q

Wat is chemoradiatie?

A

Een combinatie tussen radio- en chemotheraptie

54
Q

Waarvoor dient chemoradiatie? (4)

A
  • Bij hoofd-hals tumoren als ondersteunende therapie
  • Inductie- en/of chemoradiatie
  • Vaak Cisplatin 1x per week opname tijdens radiotherapie
  • (smaakverandering; vaak ijzersmaak in de mond van de patiënt)
55
Q

Wat zijn 6 oorzaken van smaakverandering?

A
  • Direct effect RT op smaakpapillen
  • Indirect door speekselverandering
  • Smaak geïntensiveerd of verminderd
  • > 30 Gy (= gray) smaaksensatie sterk verminderd
  • Bitter en zuur > verminderd zoet en zout
  • Herstel vaak binnen 1 jaar, maar niet altijd
56
Q

Wat zijn 3 oorzaken van candida?

A
  • Disbalans orale flora
  • Verandering van kwantiteit en kwaliteit speeksel; lagere pH-waarde
  • Invloed mondhygiëne
57
Q

Hoe kan toename van candida worden voorkomen?

A

Tijdige diagnostiek voorkomt toename! Start medicatie (bv. Nystatine of chloorhexidinespoeling in geval van protheses)

58
Q

Wat zijn 2 adviezen bij Xerostomie en verandering van speeksel: taai, plakkerig of schuimig?

Speekselklieren werken vaak niet meer na bestraling

A
  • Mentholvrije tandpasta of kindertandpasta met
    voldoende fluoride
  • Speekselsubstituten
59
Q

Wat zijn 4 Late orale effecten; afhankelijk van bestraald gebied en dosis?

A
  • Xerostomie
  • Trismus
  • Bestralingscariës
  • Osteoradionecrose
60
Q

Welke speekselklieren worden vooral getroffen (xerostomie)?

A

Vooral gl. Parotis en gl. sublingualis

61
Q

Met welke stralingsdosis wordt rekening gehouden bij xerostomie?

A
  • Onder de 25 Gy = herstel
  • Gemiddelde dosis boven de 45-50 Gy = ernstige afname.
  • Wetenschappelijk onderzoek> stamceltransplantatie gl. submandibularis
62
Q

Wat wordt er gedaan bij trismus? (3)

A
  • Meten MMO
  • Beperking door: tumor, chirurgie, Radiotherapie.
  • Rekoefeningen indien mogelijk.
63
Q

Op welke manier worden rekoefeningen uitgevoerd bij trismus?

A

Therabite, kurken, spatels, duim+wijsvinger

  • 4 x daags oefenen.
    Per keer 6 – 9 herhalingen.
  • Rustige gelijkmatige druk geven
  • Max opening 10-15 sec vasthouden.
  • Rustig loslaten.
64
Q

Waardoor ontstaat bestralingscariës? (2)

A
  • Sterk cariogeen milieu door hyposalivatie!
  • Belangrijke functie speeksel is verstoord.
65
Q

Welke belangrijke functies in het spreeksel kunnen verstoord raken? (4)

A
  • verminderde buffercapaciteit
  • glazuurremineralisatie
  • verteren en afvoeren van voedselresten
  • anti-microbiële werking
66
Q

Wat is Osteoradionecrose?

A

Blootliggend kaakbot in een bestralingsveld
zonder bewezen klinische verbetering gedurende 6 maanden

67
Q

Wat kunnen 4 oorzaken van Osteoradionecrose zijn?

A
  • Verhoogd risico boven 60 Gy
  • Spontaan
  • N.a.v. trauma (bv extractie)
  • Ernstige complicatie
68
Q

Welke nazorg vindt er plaats na 1-2 maanden na radiotherapie?

A

Mondhygiënist
CBT-tandarts

69
Q

Nazorg:
3, 6 of 12 maanden controle, wat gebeurt er hierbij? (4)

A
  • Gebruik fluoridekappen met neutrale Natriumfluoridegel 1%
  • Levenslang advies (vanwege levenslang kans op effecten)
  • MH-controle
  • Jaarlijks: parodontiumstatus
70
Q

Wat gebeurt er qua nazorg na 5 jaar? (2)

A
  • Brief naar eigen MH/tandarts
  • Bij bijzondere situaties intern CBT! (bv. klosprothetiek met zygoma-implantaten)
71
Q

Wat zijn kenmerken van het Syndroom van Sjögren? (6)

A
  • Auto-immuunziekte: vooral traan- en speekselklieren raken ontstoken,
    vermoeidheid en gewrichtsklachten
  • Ziekte komt voor bij ong. 0,5% van de volwassen wereldbevolking
  • Ontstaat tussen 20-40 jaar
  • Vrouwen: 9x zoveel kans op aandoening dan mannen
  • Geen kans op genezing; symptoombestrijding
  • Bij 1:20 patiënten: ontstaan van een non-Hodgkin lymfoom (MALT)
72
Q

Wat is belangrijk voor een orgaantransplantatie? (2)

A
  1. Focusonderzoek: onderdeel van screening om op de transplantatiewachtlijst te komen!
  2. Lifestyle veranderen
73
Q

Welke 3 dingen dienen er te gebeuren voor een orgaantransplantatie?

A
  1. Behandelen van foci (focus: bijv parodontitis)
  2. Follow up mondhygiëne controles tot 1 jaar na
    transplatatie en naar aanloop transplantatie.
  3. Levenslang immunosuppressiva (infectiesheviger verloop, verhoogd risico op huidtumoren)
74
Q

Waarom dient er overleg plaats te vinden met de hematoloog?

A

Vanwege bloedstolling en fase van de behandeling

75
Q

Heeft chemo een blijvend effect op de mond?

A

Nee

76
Q

Klinische consulten verpleegafdelingen

Wanneer vindt dit plaats en hoe gebeurt dit?
Hematologie (4)

A
  • Na stamceltransplantatie
  • Na hoge dosis chemotherapie
  • Regelmatige mondcontroles en advies mondzorg
  • Advies spoelen NaCl en speekselsubstituten
77
Q

Bij hoeveel van de Sjögren patiënten kan een non-Hodgkin lymfoom (MALT) ontstaan

A

1 op de 20

78
Q

Wat is een van de taken van de mh bij Sjögren patiënten?

A

Speeksel verzamelen

79
Q

Sjögren zorgtraject: 1e consult mondhygiëne
Wat gebeurt hierbij? (2)

A
  1. Meestal verwijzing via reumatoloog
  2. Tandheelkundige status en mondhygiëne
80
Q

Wat gebeurt er bij Tandheelkundige status en mondhygiëne? (4)

A
  1. Vragen mondzorg tandarts/mondhygiënist, zelfzorg, dieet!
  2. Intra orale inspectie> weke delen en dentitie.
  3. Controle zwellingen: palperen gl. parotis, gl.sublingalis, halsklieren.
  4. Speeksel: helder, troebel, schuimig, hyposialie?
81
Q

Wat wordt beschouwd als abnormaal laag
en zijn een indicatie voor een te laag niveau van de speekselsecretie?

A

Een ongestimuleerde speekselsecretie van totaalspeeksel kleiner dan 0.1 ml/min en een gestimuleerde speekselsecretie kleiner dan 0.7 ml/min

82
Q

Sjögren zorgtraject: 1e consult mondhygiëne

Op welke manier wordt totaalspeeksel ongestimuleerd verzameld?

A

▪ Gedurende 5 min. spugen in een tube in ‘rust’
▪ Speekselsecretie < 0,1 ml/min: abnormaal laag (indicatie voor te laag niveau van speekselsecretie)

83
Q

Sjögren zorgtraject: 1e consult mondhygiëne

Op welke manier wordt totaalspeeksel gestimuleerd verzameld?

A

▪ Gedurende 5 min. Spugen in een tube waarbij gekauwd wordt op paraffine zonder geur of smaak
▪ Speekselsecretie < 0,7 ml/min: abnormaal laag (indicatie voor te laag niveau van
speekselsecretie)

84
Q

Wat zijn symptomen van mucositis? (6)

A
  • Roodheid
  • Wit aspect (= reactieve hyperkeratose)
  • Zwelling
  • Pijn
  • Branderig gevoel
  • Ulceraties
85
Q

Wat is de hoofdreden van het ontstaan van osteonecrose?

A

Medicatie zoals bisfosfonaten

86
Q

Wat zijn effecten van chemotherapie? (4)

A
  • Mucositis
  • Xerostomie
  • Infecties/bloedingen/neutropenie
  • Smaakverandering
87
Q

Welke twee bijwerkingen van radiotherapie kunnen irreversibel zijn?

A
  1. Smaakverandering
  2. Xerostomie/hyposialie
88
Q

Wat zijn de gradaties van Mucositis volgens de WHO? (0 t/m 4)

A

0: Graad 0: geen klachten

1: Graad 1: pijn, met of zonder roodheid van slijmvliezen, geen ulceraties
▪ Eten van vaste voeding en drinken mogelijk

2: Graad 2: roodheid van slijmvliezen, ulceraties
▪ Eten van vaste voeding en drinken mogelijk,
maar wel pijnlijk

3: Graad 3: grotere ulceraties, uitgebreide roodheid
▪ Eten van vaste voeding niet mogelijk, meestal wel gemalen of vloeibare voeding

4: Graad 4: orale mucositis met ulceraties en bloedingen
▪ Eten en drinken zijn niet mogelijk: sondevoeding

89
Q

Bij hoeveel Gy kan osteonecrose ontstaan?

A

60

90
Q

Bij hoeveel Gy kan smaakverandering optreden?

A

30

91
Q

Bij hoeveel Gy is er kans op ontstekingen?

A

40 (is ook kritisch punt)

92
Q

Bij hoeveel Gy ontstaat er problemen met de speekselklieren?
Wanner herstel?

A

Gemiddelde dosis (= 45-50 Gy): ernstige afname

Minder dan 25 gy