1. Potentieel maligne slijmvliesafwijkingen Flashcards

1
Q

Een weefsel dat morfologisch veranderd is en waarin eerder orale kanker voorkomt dan zijn normale gezonde tegenhanger =

A

precancerous laesie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

een gegeneraliseerde toestand geassocieerd met een significant verhoogd risico op kanker =

A

precancerous conditie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het verschil tussen ‘precancerous lesion’ en ‘precancerous condition’?

A

dat bij de precancerous conditions het weefsel al een bepaald stadium heeft bereikt dat niet reversibel is waardoor je dit niet kunt behandelen en de precancerous lesions hebben dat wel (bv. leukoplakie kun je wel weghalen en daarmee hoop je ook gelijk dat dan de kans op het ontstaan van kanker daar verminderd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn 3 voorbeelden van een precancerous laesie?

A
  1. leukoplakie
  2. erytroplakie
  3. palatale laesies in reversed smokers (brandende gedeelte in de mond)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn 4 voorbeelden van precancerous condities?

A
  1. submucous fibrosis
  2. actinic keratosis/cheilitis
  3. lichen planus
  4. discoid lupus erythematodus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is submucous fibrosis?

A

chronisch slopende ziekte van de mondholte die wordt gekenmerkt door ontstekingen en progressieve fibrose van submucosale weefsels = fibrosering onder het slijmvlies waarbij de fibro-elasticiteit van de orale submucosa gewijzigd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is actinic keratosis/cheilitis?

A

Zonneschade van de huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is lichen planus? (2)

A
  • netwerk van plaque, is meestal symmetrisch
  • lichte wit/grijze lijntjes, soms ook rode afwijking met zweertjes

(reticulair; plaque type) histopathologisch duidelijk zichtbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is discoide lupus erythematodus? (3)

A

Een collageen/bindweefsel ziekte (autoimmuun)
- circumscripte laesie met centraal erytheem, radiaire witte lijntjes
- vlindervormige centraal rode vlekken met witachtige stralen rondom
- kan op het palatum voorkomen
- meestal symmetrisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wanneer stel je een voorlopige diagnose leukoplakie?

A

een witte afwijking op de orale mucosa, klinisch kan je niet goed bepalen wat het is. je mag het dan leukoplakie noemen tot het tegendeel bewezen is. Biopsie noodzakelijk om tegendeel te bewijzen!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wanneer stel je de definitieve diagnose leukoplakie?

A

indien iedere aetiologische oorzaak anders dan tabaksgebruik is uitgesloten en histopathologie (biopsie) een andere specifieke afwijking niet bevestigd heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn de 11 meest voorkomende witte afwijkingen in het mondslijmvlies?

A
  1. discoid lupus erythematodus
  2. frictional lesion
  3. leukoedeem
  4. lichenoide lesie
  5. lichen planus (reticulair; plaque type)
  6. linea alba
  7. morsicatio
  8. papilloom
  9. pseudomembraneuze Candidose
  10. syphilis (2de st.’Mucous patches)
  11. white sponge nevus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een frictional lesion? (2)

A
  • ookwel mechanische irritatie genoemd Anamnese trauma; langs occlusievlak; vaak oorzaak aanwezig
  • duidelijke schade te zien door bijv. scherp element

Kan ulceraties veroorzaken + beeld van plaveiselcelcarcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Onderscheid premaligne laesie en premaligne conditie zijn gebaseerd op de plaats ontstaan kanker en zou overeenkomen met plaats van premaligne afwijking. Waar moet je echter op letten? (2)

A

▪ Kanker kan ontstaan in klinisch normaal ogend slijmvlies
▪ Klinisch normaal slijmvlies kan dysplasie of moleculaire veranderingen vertonen op contralaterale zijde bij de patiënt met premaligne afwijking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn twee doelen voor de definities van premaligne laesies en premaligne condities?

A
  1. Vergemakkelijken uitwisseling informatie tussen epidemiologen, clinici, pathologen
  2. Evaluatiedoeleinden (vergelijken interventies, behandelingsuitkomsten, prognoses)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een premaligne leasie?

A

Een afgebakende afwijking met de potentie om kwaadaardig te worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is een premaligne conditie?

A

Staat van het slijmvlies waarbij een maligne transformatie kan plaatsvinden (verhoging kans op maligniteit)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke 2 premaligne afwijkingen komen het meest voor in de mond?

A
  1. Leukoplakie
  2. Lichen planus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is morsicatio?

A

wangbijten, is altijd symmetrisch

(wit vlokkerige, uitvragen anamnese)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Bij welke patiënten komt leukoplakie vaak voor?

A

Rokers en niet altijd op tongrug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe wordt het netwerk bij Lichen planus genoemd?

A

striae van Wickhem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Heeft Lichen planus een symmetrisch- of niet-symmetrisch voorkomen?

A

Altijd symmetrisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waar komt Lichen planus vaak voor?

A

De tongrug, maar ook wang mucosa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is leukoedeem? (3)

A
  • bilateraal wangmucosa
  • verdwijnt bij uitrekken van wangmucosa
  • raciaal (etnische achtergrond)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is een lichenoide laesie (2)

A
  • reactie op restauratie materiaal (bijv. amalgaam)
  • is dus erg plaatselijk: GEEN symmetrisch voorkomen

lichenoide betekend op lichen planus lijkend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is Linea alba? (3)

A
  • klinisch aspect: witte streep op de lijn van occlusie
    onderdruk in de mond > aanzuiging
  • altijd symmetrisch
  • niet verheven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is een papilloom? (2)

A
  • Verdikking/uitwassing van het epitheel Klinisch aspect; histopathologie
  • ziet er bloemkool / wratachtig uit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is Pseudomembraneuze Candidose?

A

Klinisch aspect; wit/yoghurtachtig, afschraapbaar; vaak symmetrisch voorkomen

Systemische afwijking: bij bestraling, suikerziekte, astma (corticosteroïden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is Syphilis (2de st.’Mucous patches)? (2)
Wat kan er serologisch worden aangetoond?

A
  • soort van zweer in de mond (SOA)
  • serologische test doen (biopsie): aantonen T. pallidum (serologie - antistoffen aandoening)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is white sponge nevus? (7)

A

Familiair voorkomen; klinisch aspect; symmetrisch
voorkomen (tongranden)- goedaardige aandoening van de orale mucosa:

  • autosomaal dominante overerving (dus ligt op de gelsachtschromosoom) (meer bij mannen dan bij vrouwen)
  • witte en/of grijzige, geplooide en/of sponzige verschijningsvorm
  • bilaterale presentatie (Wangen en tong)
  • gewoonlijk asymptomatisch (geen klachten ervan)
  • is overdraagbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is de oplossing voor een contact laesie?

A

Bij amalgaam restauratie vervangen door composiet

32
Q

Wat is een contact laesie?

A

contact laesie, specifieker een lichenoïde reactie op de amalgaam vulling

33
Q

Wat is een aspirin burn? (3)

A

Etsing van slijmvlies door aspirine (bijvoorbeeld in omslagplooi)

  • lijkt een beetje op linea alba of morsicato (wangbijten)
  • maar omdat het niet aan beide kanten is kan het die 2 niet zijn
34
Q

Hoe ga je met de diagnose leukoplakie (white patch) om? Noem de 6 stappen:

A
  1. voorlopige diagnose leukoplakie
  2. biopsie: welke soort leukoplakie is het ?
  3. is het leukoplakie met of zonder een kanker achtergrond
  4. uitsluiten van herkenbare ziektes aan de hand van de histologie en klinische kenmerken
  5. er komt een uitslag uit de biopsie
  6. het is geen leukoplakie meer maar hetgeen wat uit de biopsie is gekomen
35
Q

Welke leukoplakie heeft het meeste kans op een maligne ontaarding; homogene of niet-homogene leukoplakie?

A

niet-homogene leukoplakie

36
Q

Wat zijn klinische aspecten van een homogene leukoplakie? (2)

A
  • egaal glad, dun geribbeld oppervlak, scherp begrensd
  • erg kleine kans op maligne ontaarding
37
Q

wat zijn klinische aspecten van een niet-homogene leukoplakie? (4)

A
  • erythroleukoplakie: gemengd rode en witte afwijking
  • gespikkeld: gemengd wit en rode afwijking met overwegend wit karakter
  • nodulair: kleine polipeuze uitwassen, rood of wit omrand
  • verruceus: geplooid of golvend oppervlak
38
Q

Homogene of niet-homogene leukoplakie?
- witte afwijking
- egaal
- scherpe begrenzing

A

Hemogeen

39
Q

Homogene of niet-homogene leukoplakie?
- gemengd wit/rood

A

Niet-homogeen

40
Q

Homogene of niet-homogene leukoplakie?
- golvend, ongelijk aspect (wratachtig)
- gemengd

A

Verruceuze niet-hemogene leukoplakie

41
Q

Potentie tot maligne transformatie naar kwaadaardig. Hoe vaak komt het voor? (2)

A
  • Literatuur: Frequentie tussen 0.13 – 17.5 % in observatieperiode van 1–30 jaar
  • Algemeen: 5 % transformatie in periode van 5 jaar
42
Q

Hoe kan het dat de potentie van transformatie zo afwijkend is? (3)

A
  • Frequenties mogelijk verklaard door
    o Verschillende definities
    o Verschillende populaties
    o Verschillende observatietermijnen
43
Q

wat zijn risicofactoren van maligne transformatie leukoplakie? (8)

A
  • geslacht: vrouwen
  • lange aanwezigheid leukoplakie
  • leukoplakie bij niet-rokers ( idopathische* leukoplakie)
  • lokalisatie in mondbodem en op tongranden
  • grootte > 200mm2
  • niet-homogeen aspect
  • aanwezigheid C. albicans
  • aanwezigheid van epitheel dysplasie

*idopathische = Idiopathisch (eigen ziekte) is een woord uit het (dier)geneeskundige jargon dat betekent zonder bekende oorzaak

44
Q

Wat is een dysplasie?

A

Abnormale afwijking > wijst bijna altijd op een precancereuze toestand

45
Q

Wat is de belangrijkste factor voor maligne transformatie? En is het hemogeen of niet-hemogeen?

A
  • Epitheel dysplasie namelijk: 5x groter risico op maligne ontaarding
  • Meestal overeenkomend met klinisch niet-homogeen beeld
46
Q

Wat zijn de 12 criteria voor epitheel dysplasie? Hoe kan het eruit zien

A
  • Verlies polariteit basale cellen
  • Aanwezigheid van meer dan één laag met cellen met een basaloid voorkomen
  • Verhoogde kern-cytoplasma verhouding
  • Druppelvormige retelijsten
  • Onregelmatige epitheel opbouw
  • Verhoogd aantal mitosen
  • Mitosen in de bovenste helft van het epitheel
  • Cellulaire pleiomorfiteit
  • Kern hyperchromatisme
  • Vergrote nucleoli
  • Verminderde cellulaire cohesie
  • Keratinisatie van solitaire cellen of celgroepen binnen de retelijsten
47
Q

In welke 5 stadia kan epitheel dysplasie zich bevinden?

A
  1. Squameuze hyperplasie:
  2. Milde dysplasie:
  3. Matige dysplasie:
  4. Ernstige dysplasie:
  5. Carcinoma in situ:
48
Q

Wat houdt stadium 1: Squameuze hyperplasie in?

A

Kan voorkomen in het stratum spinosum (acanthose) en/of in de basale /parabasale cellagen (basaalcel hyperplasie); de architectuur vertoont regulaire stratificatie zonder cel atypie.

49
Q

Wat houdt stadium 2: Milde dysplasie in?

A

De verstoring van architectuur is beperkt tot het onderste 3de deel van het epitheel vergezeld van cel atypie.

50
Q

Wat houdt stadium 3: Matige dysplasie in?

A

De verstoring van architectuur breidt zich uit tot in het middelste 3de deel van het epitheel; de mate van cel atypie bepaalt de mate van upgrading.

51
Q

Wat houdt stadium 4: Ernstige dyslasie in?

A

De verstoring van architectuur beslaat meer dan 2/3 van het epitheel. Bij aanwezigheid van voldoende cel atypie kan overgegaan worden van matige naar ernstige dysplasie.

52
Q

Wat houdt stadium 5: Carcinoma in situ in?

A

Volledige of bijna volledige verstoring van de architectuur van het epitheel met duidelijke kenmerken van cel atypie.

53
Q

Benoem de 5 lagen waaruit het epitheel is opgebouwd

A
  1. stratum coronium
  2. stratum lucidem
  3. stratum granulosum
  4. stratum spinosum
  5. stratum basale
54
Q

Benoem de 4 lagen die te zien zijn op de paarse afbeeldingen van het epitheel

A
  1. keratine laag
  2. stratum spinosum
  3. stratum basale
  4. stroma bindweefsel
55
Q

Premaligne afwijkingen risicomarkers: ontwikkeling biologische risicomarkers

A

Gebaseerd op vergelijking van chromosomale,
genetische en moleculaire veranderingen tussen
premaligne afwijkingen en de maligne variant die
eruit ontwikkelt

56
Q

Stel dat er in de gehele mond leukoplakie aanwezig is, waar kan je dan het beste een biopsie van maken?

A

Van de tong of mondbodem omdat daar de meeste premaligne afwijkingen ontstaan

57
Q

Hoe kan je leukoplakie onder controle krijgen/managen? (3)

A
  • advies: roken staken!
  • onafhankelijk van de aanwezigheid van dysplasie: behandelen, indien mogelijk (grootte, lokalisatie, patientenfactoren)
  • follow-up: 6 maandelijkse intervallen (zowel behandelde als onbehandelde patienten) (levenslang(?))
58
Q

BELANGRIJK!! conclusies over premaligne afwijkingen (6):

A
  • Definities belangrijk voor ‘zuivere’ diagnose
  • Witte afwijking mondslijmvlies = leukoplakie tot tegendeel bewezen is
  • Klinisch: geen betrouwbare voorspellers voor maligne transformatie
  • Epitheeldysplasie belangrijkste risicofactor
  • Moleculaire markers (nog) geen klinische betekenis
  • Behandeling voorkomt maligne ontaarding
59
Q

Waar staat de afkorting OLP voor?

A

Orale Lichen Planus

60
Q

Waarom zijn de percentages van de maligne transformatie OLP controversieel?

A

Omdat er gebrek is aan goed gedocumenteerde gegevens m.b.t. initiële diagnose OLP in die gevallen die uiteindelijk een pcc ontwikkelen

61
Q

Diagnose van OLP of OLL
Benoem de 3 klinische criteria:

A

▪ Aanwezigheid van bilaterale, min of meer symmetrische laesies
▪ Aanwezigheid van een kantachtig netwerk of licht verhoogde grijswit lijnen/reticulair patroon
▪ Erosieve, atrofische, bulleuze en plaque-achtige laesies worden alleen als subtype geaccepteerd in de aanwezigheid van reticulaire laesies elders in het mondslijmvlies.

62
Q

Diagnose van OLP of OLL
Benoem 2 histopathologische criteria:

A

▪ Aanwezigheid van een goed gedefinieerde bandachtige zone van cellulaire infiltratie die beperkt is tot het oppervlakkige deel van het bindweefsel, voornamelijk “liquefactie degeneratie” in de basale cellaag
▪ Afwezigheid van epitheliale dysplasie

63
Q

Hoe kan er onderscheid worden gemaakt tussen orale lichen planus of orale lichenoide laesies?

A

Aan de hand van de klinische en histopathologische criteria. Klinisch lijken ze wel op elkaar, maar ze komen niet symmetrisch voor.

64
Q

Hoe wordt roodheid van slijmvliezen ook wel genoemd?

A

Erytheem

65
Q

Hoe wordt een witte afwijking genoemd?

A

Leukoplakie tot tegendeel bewezen is

66
Q

Wat is geen betrouwbare voorspeller voor maligne transformatie?

A

Klinisch

67
Q

Wat is de belangrijkste risicofactor voor maligne transformatie?

A

Epitheeldysplasie

(Moleculaire markers (nog) geen klinische betekenis)

68
Q

Wat voorkomt maligne ontaarding

A

Behandeling

69
Q

Leg kort de kenmerken van White sponge nevus (5)

A
  • Goedaardige aandoening van de orale mucosa
  • Autosomaal dominante overerving
  • Witte en/of grijzige, geplooide en/of sponzige
    verschijningsvorm
  • Bilaterale presentatie (Wangen en tong) - symmetrie
  • Gewoonlijk asymptomatisch
70
Q

Welke conclusies kunnen worden getrokken mbt OLL en OLP? (5)

A
  • Gebrekkige klinisch-pathologische correlatie m.b.t. diagnose OLP/OLL
  • Lichen planus beschouwen “premaligne afwijking”
  • Maligne transformatie ratio: onder 1%/jr
  • Geen preventieve maatregelen aanwezig ter voorkoming maligne transformatie
  • Follow-up: geadviseerd (interval ?; levenslang?
71
Q

Leukoplakie komt vaker bij (rokende) mannen voor maar wat zijn bijvoorbeeld 3 risicofactoren voor maligne transformatie

A
  1. Vrouw
  2. Niet roken: idiopathische leukoplakie
  3. Niet-homogeen aspect
72
Q

Wat is een circumscripte laesie?

A

Een leasie die begrensd: discoid lupus erythematodus = begrends met een centraal erytheem en radiaire lijnen) + vlinder vorm

73
Q

Stelling: White sponge nevus is overdraagbaar

A

Juist

74
Q

Wanneer wordt een biopsie aanbevolen?

A

Bij dubieuze gevallen en erosieve laesies

75
Q

Komt candida vaak symmetrisch voor?

A

Ja

76
Q

Hoe wordt het stadium voor dyslpasie genoemd?

A

(squameuze) Hyperplasie