2E - HOOFDSTUK 8 - alexander de grote Flashcards

1
Q

Hoe werd Alexander III koning?

A

Zijn vader, Filippus II werd vermoord.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar en wanneer stierf Alexander?

A

In Babylon, in 323 v.C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke problemen waren er na Alexander’s overlijden?

A

Hij had geen opvolger aangesteld. De mogelijke opvolgers waren zijn broer, maar die was mentaal beperkt, en zijn ongeboren baby. Zijn generaals vochten onderling en er was dus een burgeroorlog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe kon Alexander zoveel en snel veroveren?

A

Goed leiderschap, moed, een goed gedrild leger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is hellenisme?

A

Een vermenging tussen Griekse en oosterse elementen (vb. Alexander die wordt voorgesteld als Egyptische god)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar ligt Alexandrië?

A

Egypte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wie heeft Alexandrië gesticht?

A

Alexander de Grote

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe verspreidde de Griekse cultuur zich over de veroverde gebieden?

A

Stichting van steden (vb. Alexandrië), vermenging van culturen (hellenisme)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer leefde Filippus II?

A

359 v.C. tot 336 v.C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly