2C1 week 5 Flashcards

1
Q

welke bewegingen maakt je nek bij een whiplash?

A
  • hyperextensie
  • flexie tot verticaal
  • hoofd kantelt 30 graden t.o.v. ventraal

de tractie hierdoor zorgt voor de klachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waaruit bestaat de discus intervertebralis?

A

binnenkant: nucleus pulposus
buitenkant: annulus fibrosis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is de AO-classificatie bij wervelfracturen?

A

A: alleen probleem aan de ventrale zijde van de wervel
A1: compressiefractuur
A2: split of pincerfractuur
A3: incomplete burstfractuur
A4: burstfractuur
B: probleem aan de dorsale zijde van de wervel
C: dislocatie/verplaatsing van de wervel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is de beoordeling van neurologische schade?

A

N0: niks
N1: tintelingen die weer verdwijnen
N2: uitstralende pijn
N3: incomplete dwarslaesie -> anussphincter controleren
N4: volledige dwarslaesie
Nx: beoordeling niet mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat voor behandeling geef je bij wervelfracturen o.b.v. AO-classificatie?

A

A1-A2: pijnstilling
A3-A4: conservatief (pijnstilling of operatie)
B of C: vastzetten van de wervels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke klachten hebben mensen bij wervelmetastasen?

A

pijn en vooral nachtpijn, progressieve pijn, belastingsafhankelijke rugpijn en nieuwe lokale pijn
soms uitval en uitstraling
radiculopathie (druk op de zenuwen)

maak een MRI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn de spondyloarthropathieen?

A
  • M. Bechterew
  • artritis psoriatica
  • reactieve artritis
  • artritis bij een inflammatoire darmziekte
  • ongedifferentieerde spondyloarthropathie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn de kenmerken van spondylarthropathieen?

A
  • sacro-iliitis, vroeg herkenbaar op MRI
  • perifere artritis
  • worstentenen en -vingers
  • enthesiopathieen
  • afwezigheid van reumafactoren
  • afwezigheid van reumanoduli
  • uveitis, psoriasis, inflammatoire aandoeningen
  • goede reactie op NSAIDs
  • associatie met HLA-B27 en famillaire aggregatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn de kenmerken van M. Bechterew?

A
  • chronische inflammatoire aandoening vaak in de wervelkolom
  • begint op jonge leeftijd. man: vrouw 2:1, 90% HLA-B27 positief
  • inflammatoire rugklachten, beperkte beweeglijkheid wervelkolom, sacro-iliitis. overig: enthesitis, artritis, pijn en stijfheid thorax, extra-articulaire manifestaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat doe je voor LO bij rugklachten?

A
  • inspectie rug in neutrale stand
  • beweeglijkheid rug voor-achterwaarts: test van Schober
  • beweeglijkheid rug lateraal
  • rotatie wervelkolom
  • thoracale ademexcursie
  • let op artritis, uveitis, psoriasis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is de test van Schober?

A

beweeglijkheid rug voor-achterwaartse flexie
- lumbale flexie test.
- 5cm boven en onder SI streepje.
- laat patient flecteren en meet afstand. moet > 5cm zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn de criteria diagnostiek voor M. Bechterew?

A

klinisch:
- lage rugpijn en stijfheid > 3 maanden
- bewegingsbeperking in lumbala rug
- beperking in thoraxexcursie
radiologisch:
- sacro-iliitis graad 2 oof hoger bilateraal of 3-4 unilateraal
- squaring van de wervels, verbening van de ligamenten en shiny corners (hyperdense wervelhoeken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is de behandeling bij Bechterew?

A
  • NSAIDs
  • leefstijladviezen
  • ergotherapie en oefentherapie
    2de stap:
  • MTX en SASP niet effectief
  • TNF-blokkers
  • anti-IL-17-remmers: secukinumab
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is spondylolisthesis?

A
  • verschuiving van een craniale wervel t.o.v. een caudale wervel
  • oorzaken: degeneratief, istmisch, trauma, dysplastisch, iatrogeen, pathologisch
  • behandeling: fysiotherapie, aanpassing activiteit en pijnstilling. als beleid faalt dan operatie vooral bij uitstraling benen
  • graad 4 kan alleen ontstaan bij aangeboren afwijking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is degeneratieve spondylolisthesis?

A
  • verlies van chondroitinesulfaat en water -> verminderde turgor en elasticiteit van de discus
  • minder schokbrekerfunctie
  • annulus fibrosis scheurt langzaam
  • volledige scheur kan leiden tot hernia nucleus pulposi
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is spondylodiscitis?

A

ontsteking van de tussenwervelschijven, kan door infectie
diagnostiek: BSE, CRP, leuko’s. 2 bloedkweken en MRI. als geen bloedkweek dan biopt
behandeling: 6 weken AB, operatie bij neurologische afwijkingen of falen AB
verwekker: S. aureus, E.coli en Streptokokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat is scoliose?

A

verkromming van de rug waarbij zijwaartse en roterende kromming plaatsvindt
gibbus (bochel)

functionele scoliose kan gecorrigeerd worden met andere houding structurele scoliose niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat is de behandeling van scoliose?

A
  • afwachten: bij kleine bochten of uitgegroeid
  • fysiotherapie:
  • brace/spalk: > 10 jaar, primaire bocht 25-40 graden
  • operatie: stop progressie bocht, > 50 graden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

welke kant gaat een scoliose meestal op?

A

bijna altijd rechtsconvex. als het links is is dat zeer atypisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat moet je doen als iemand met “lage rugpijn” komt?

A

het uitsluiten van specifieke lage rugklachten zoals:
- trauma
- maligne aandoening
- fractuur etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

hoe behandel je aspecifieke lage rugklachten?

A

geruststellen, paracetemol en evt. NSAIDs en fysiotherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat zijn rode vlaggen bij lage rugpijn voor lumbrosacraal radiculair syndroom?

A
  • radiculaire uitstralende pijn in een been
  • pijn in been meer op de voorgrond dan rugpijn
  • neurologische prikkeling
  • uitvalsverschijnselen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wat zijn rode vlaggen bij lage rugpijn voor een wervelmetastase?

A
  • begin lage rugpijn > 50 jaar
  • nachtelijke en continue pijn
  • algehele malaise
  • gewichtsverlies
  • incontinentie
  • koorts, koude rillingen, nachtzweten
24
Q

wat zijn rode vlaggen bij lage rugpijn in het algemeen?

A
  • eerste episode rugpijn < 20 of > 50
  • significant trauma
  • onverklaard gewichtsverlies
  • koorts
  • deformiteiten
  • IV drugs
  • langdurig corticosteroiden
  • incontinentie
  • bilaterale uitvalsverschijnselen
  • ernstig beperkt gangbeeld
25
Q

welke 4 vormen/plekken van scoliose zijn er?

A
  • lumbale scoliose
  • thoracolumbale scoliose
  • thoracale scoliose
  • S-scoliose
26
Q

vanaf hoeveel graden spreek je van scoliose?

A

een bocht meer dan 10 graden

27
Q

wat is de hoek van Cobb?

A

de hoek tussen de meest proximale en meest distale wervel betrokken bij de scoliose bocht

28
Q

welke wervel heeft geen processus spinosus?

A

C1

29
Q

uit wat voor soort kraakbeen bestaat het SI-gewricht?

A

vezelig kraakbeen op het sacrum en hyalien kraakbeen op het os ilium, waardoor het nauwelijks kan glijden t.o.v. elkaar

30
Q

welke spieren vormen de m. iliopsoas?

A

m. psoas major, m. psoas minor en de m. iliacus

31
Q

uit welke spieren bestaan de rotator triceps?

A

m. gemellus superior, m. gemellus inferior en de m. obturatorius internus. trekken de heupkop in de kom

32
Q

hoe ontstaat een liesbreuk?

A

in de liesregio zit Foramen van Fruchaud waarin 3 subruimtes zitten. scheuren kan door verslapping van het bindweefsel
mediaal: directe liesbreuk
lateraal: ruimte waar testis doorheen komen
caudaal: femoraalbreuk, bij vrouwen komt deze voor

33
Q

welke bewegingen vinden er plaats tussen hoofd en C1 en tussen C1 en C2?

A

hoofd en C1: flexie, extensie en lateroflexie
C1 en C2: rotatie

34
Q

wat is de test van Lasegue/Bragard?

A

kijken of iemand hernia nucleus pulposi heeft.

in liggende houding been gestrekt omhoog doen en dan dorsaalflexie voet. positief als het pijn doet

35
Q

wat is de ziekte van Scheuermann?

A

een uitstulping van de discus intervertebralis regelmatig voor rond de pubertijd. het kraakbeen sluit niet volledig waardoor de nucleus pulposi de wervels in gaat (minste weerstand)

36
Q

wat zijn de intrinsieke spieren van de rug?

A

m. erector spinae -> m. iliocostalis, m. longissimus en m. spinalis.
m. transversospinalis -> m. semispinalis, m. multifidus en m. rotatores

37
Q

wat zijn de extrinsieke spieren van de rug?

A

zitten niet vast aan de wervelkolom
m. trapezius, m. latissimus dorsi, m. levator scapulae en m. rhomboideus

38
Q

wat is de test van Klein-Nieuwenhuizen?

A

testen aan schade a. vertebralis (vaak bij whiplash). hoofd in extensie en lateroflexie brengen en kijken of er draainystagmus plaatsvindt

39
Q

waar begint de cauda equina?

A

het myelum loopt tot L1-L2 en daarna begint de cauda equina

40
Q

wat is de veneuze doorbloeding van de wervelkolom?

A

de plexus van Batson, venen zonder kleppen. bij buikligging verhoogde intraabdominale druk en verhoogde centraal veneuze druk

41
Q

wat is het cauda-equina syndroom?

A

een HNP op caudaal niveau. hierbij ontstaan bilaterale motorische en/of sensibele uitval van meerdere wortels. ook kan mictie en defecatie stoornissen ontstaan
spoedoperatie!

42
Q

wat voor beeldvorming zie je bij spondylolisthesis?

A
  • osteofyten
  • discusversmalling
  • vacuum fenomeen: lucht gevulde holte
  • versmalling van de gewrichtsspleet van facetgewrichten
43
Q

wat zijn neurogene claudicatio klachten?

A
  • loopafstand verminderd
  • pijn vaak onder de knie
  • doof gevoel en tintelingen
  • komt met lopen en verdwijnt in rust
  • stilstaan in gebogen houding (wervelkanaal ruimer)
  • zitten en hurken is fijner dan staan
  • fietsen gaat goed
  • klemming van de spinale zenuwen zichtbaar op MRI
44
Q

wat is de ASIA-classificatie?

A

na acute setting (> 24 uur na ongeval) definitieve neurologische status gemaakt.

A: volledige motorische en sensorische uitval incl. S4 en S5
B: motorische uitval en sensorisch intact incl. S4 en S5
C: > 50% spierkracht met < M3
D: > 50% spierkracht met > M3
E: volledig normaal

45
Q

wat zijn yellow flags voor aspecifieke lage rugpijn?

A
  • angst voor pijn en bewegen
  • ongerustheid over het beloop
  • passieve copingstijl
  • depressieve gevoelens
  • psyschische stress
46
Q

hoe verloopt normale wondgenezing?

A
  • inflammatiefase: 2 dagen
  • proliferatiefase: totdat wond gesloten is
  • remodelleringsfase: tot jaar na ontstaan wond
47
Q

welke factoren kunnen wondgenezing negatief beinvloeden?

A

extrinsieke factoren: infectie, medicatie, roken, malnutritie, radiatie
intrinsieke factoren: diabetes mellitus, arteriele en veneuze insufficientie, ouderdom, leverziekten, stollingsstoornis

48
Q

wat is een Jeffersons fractuur?

A

fractuur van C1, bij ondiep water duiken

49
Q

wat is een Hangmans fractuur?

A

fractuur van C2 door de hele wervel heen. komt voor bij ophanging

50
Q

wat is een Chance fractuur?

A

fractuur van hele wervelcorpus op L2. komt door gordel in de auto

51
Q

wat voor bottumoren heb je die vaak ook kraakbeen of bindweefsel bevatten?

A

maligne: osteosarcoom
benigne: osteoid-osteoom, osteoblastoom, osteoom
lijkt op tumor: callus, myositis ossificans, fibreuze dysplasie

52
Q

wat voor bottumoren zijn er die uitgaan van kraakbeen maar absoluut geen bot?

A

maligne: chrondrosarcoom
benigne: enchondroom, chondroblastoom, chondromyxoid fibroom, osteochondroom (kapsel om kraakbeen heen)

53
Q

welke bottumoren zijn er die uitgaan van vezels? geen bot of kraakbeen

A

maligne: fibrosarcoom, maligne fibreus histiocytoom
benigne: niet-ossificerend fibroom, fibroom, desmoplastisch fibroom
op tumor lijkend: fibreus corticaal defect

54
Q

welke bottumoren zijn er die geen tussenstof hebben?

A

maligne: Ewing-sarcoom, ongedifferentieerd sarcoom, myeloom, leukemie, reuzencellen-sarcoom
benigne: reuzenceltumor, hemangioom, aneurysmatische botcyste
op tumor lijkend: solitaire botcyste, eosinofiel granuloom

55
Q

wanneer ga je diagnostiek inzetten bij bottumor verdenking?

A
  • chronische zeurende pijn die ook ‘s nachts optreedt
  • spontane fractuur
  • pijnlijke scoliose
56
Q

welke bottumoren komt op welke leeftijd het meest voor?

A

< 1 jaar: metastase van neuroblastoom
5-10 jaar: Ewing sarcoom
tieners: osteosarcoom
> 50: metastasen, myeloom, lymfoom

57
Q

wat zijn de kenmerken van een benigne en maligne bottumor?

A

benigne: langzaam groeiend, , geografisch begrensd, smalle overgangszone, weinig periostale reactie, geen zacht tumorweefsel

maligne: snel groeiend (Codman triangle, sunburst), moeilijk in te schatten waar de tumor eindigd, brede overgangszone, verstoorde periostale reactie, zacht tumorweefsel