2C1 week 3 Flashcards

1
Q

uit welke benige structuren bestaat het os coxae?

A

os ilium, os pubis en os ischium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn de ligamenten van het bekken?

A

lig. iliofemorale
lig. sacrospinale
lig. sacrotuberale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is het SI-gewricht?

A

articulatio sacroiliaca, gewricht tussen os coxae en os sacrum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

uit welke 4 spieren bestaat de quadriceps femoris?

A

m. rectus femoris
m. vastus medialis
m. vastus lateralis
m. vastus intermedius

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn de dorsale spiergroepen van het bovenbeen?

A

m. sartorius
m. gluteus maximus
m. gluteus medius
m. gluteus minimus
m. piriformus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn de mediale spiergroepen van het bovenbeen?

A

m. adductor brevis, longus en magnus
m. pectineus
m. obturatorius externus
m. gracilis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is de inclinatiehoek?

A

de hoek tussen de kop van het femur en de schacht. hoort ongeveer 120 graden te zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is de anteversiehoek?

A

de lijn van kop naar trochanter major vergeleken met de lijn door je tibia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is de innervatie van de heup?

A

n. femoralis (L2-L4) en n. ischiadicus (n. tibialis en n. fibularis)
n. obturatorius innerveert de adductoren
n. gluteus superior en inferior innerveren de abductoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is de bewegingsfunctie van de iliopsoas?

A

anteflexie en lordose van de wervelkolom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

uit welke onderdelen is kraakbeen opgebouwd?

A

chrondrocyten, collageen, hyaluronzuur, proteoglycanen, glycoproteinen, water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke verschillende soorten kraakbeen zijn er en uit welke collageen type bestaat deze?

A

hyalien kraakbeen: collageen type 2
elastisch kraakbeen: collageen type 2
fibreus kraakbeen: collageen type 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welke vormen van kraakbeengroei zijn er?

A

interstitiele groei: chondrocyten gaan delen, in groeiplaat van lange botten
appositionele groei: differentiatie van cellen in het perichondrium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is mucopolysaccharidose?

A

stapelingsziekte van glycosaminoglycanen door een missend enzym. stapeling van dermatansulfaat, heparinesulfaat, keratinesulfaat, chondroitinesulfaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat zijn de symptomen van mucopolysaccharidose?

A

grove gezichtsuitdrukking door vergroeiing, klauwhanden, carpaal tunnelsyndroom, minder beweeglijkheid in de schouder en heup, sterk vergrote lever en milt, macrocephalie, mentale retardatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is de behandeling van mucopolysaccharidose?

A
  • enzym replacement therapy (ERT): wekelijks 4 uur infuus, enzym komt in bloed en weefsels maar niet kraakbeen en hersenen
  • AAV-gentherapie: virus ingebracht die een enzym in de lever gaat produceren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

hoe werkt chondrogenese?

A

mesenchymcellen worden ronder en gaan prolifereren -> chondroblasten -> gaan matrix produceren waardoor ze verder uit elkaar liggen en in lacunes terecht komen -> chondrocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat is de pathofysiologie van artrose?

A
  • Verlies van gewrichtskraakbeen
  • Ombouw van het onder kraakbeen liggend (subchondraal) bot
  • Ontsteking van synoviale membraan (synovitis)
  • Gewrichtspijn na belasting. Stijfheid en bewegingsbeperking
  • Verminderde belastbaarheid en pijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat zijn de symptomen van artrose?

A

pijn, stijfheid bij opstaan < 30 min, toename gewrichtsomvang, ontsteking (warm, rood, gevoelig), standsafwijking van het gewricht, kraken, bewegingsbeperkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

welke rontgenafwijkingen zie je bij artrose?

A
  • gewrichtsspleetversmalling
  • osteofytvorming
  • subchondrale cystevorming
  • subchondrale sclerose
  • deformatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

welke niet-farmacologische behandelopties zijn er voor artrose?

A

Afvallen, voorlichting, fysiotherapie, hulpmiddelen, voorkomen piekbelasting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

welke farmacologische behandelopties zijn er voor artrose?

A

paracetemol, topicale pijnstilling, NSAIDS (aspirine, diclofenac), Cox-2-remmers, injectie corticosteroiden of hyaluronzuur

23
Q

wanneer denk je aan artrose?

A
  • leeftijd > 45 jaar
  • aan activiteiten gerelateerde kniepijn
  • geen of kortdurende ochtendstijfheid < 30 min
  • verminderde flexie of extensie
  • crepitaties bij bewegingsonderzoek
  • gevoeligheid van de gewrichtsspleet
  • benige verbreding van het gewricht
24
Q

wat voor operatieve behandelingen heb je voor artrose?

A
  • gewrichtssparend
  • gewricht verstijven (arthrodese)
  • gewricht verwijderen (resectie arthroplastiek)
  • gewricht vervangend (prothese)
25
wat zijn de componenten van anesthesie?
slaapmiddel + spierverslapping + pijnstilling
26
wat is de MAC? en hoeveel wil je?
minimaal alveolaire concentatie: maat voor potentie van een anestheticum. liefst meer dan 1,3 MAC
27
wat houdt ED50 in bij anesthesie?
50% van de patienten bewegen niet meer in reactie op chirurgische pijn bij deze concentratie anestheticum
28
wat doen anesthetica op receptorniveau?
versterking van remmende neurotransmitters (GABA), leidt tot hyperpolarisatie waardoor de cel minder snel geprikkeld wordt + dempen excitatoire neurotransmitters
29
wat zegt de bloed:gas partitiecoefficient en olie:gas parititiecoefficient?
bloed gas: hoe goed een middel oplost in bloed olie gas: oplosbaarheid in vet, hoge oplosbaarheid vertraagd herstel hoe slechter je oplosbaar ben in bloed hoe sneller het werkt want middel gaat naar de hersenen
30
wat is het probleem van propofol als anestheticum?
er bestaat geen antidoticum
31
wat voor verschillende verbindingen tussen botten zijn er?
- diarthrose: vrije beweging van het bot - synartrose: gelimiteerde beweging - synostose: bot tegen bot, geen beweging - synchondrose: botten gekoppeld door hyalien kraakbeen - syndesmose: botten verbonden door ligamenten of fibrokraakbeen
32
wat zijn de symptomen van coxartrose?
- pijn lies + bovenbeen - startpijn, continue pijn, nachtelijke pijn - loopafstand daalt - bewegingsbeperking - manken
33
wat zijn de operatieve opties bij coxartrose?
- totale heupprothese - Girdlestone: heupkop verwijderen, bij niet-lopers of ernstig spastische mensen - osteotomie: doorzagen bot waardoor standsverandering - arthroscopie: herstellen heupvorm - arthrodese: kan overwogen worden bij jonge mensen < 30 jaar
34
hoe ziet de bloedvoorziening van de heupkop eruit
a. femoris profunda, hieruit ontspringen a. circumflexa femoralis medialis en lateralis
35
noem mogelijke oorzaken van osteonecrose
traumatisch: collumfractuur, heupluxatie niet-traumatisch: prednison, alcoholgebruik, hyperlipoproteinemie, bij beroepsduikers
36
wat is de indicatie van een gewrichtsprothese?
artrose of osteonecrose met pijn en functiestoornissen met beperking ADL ondanks conservatieve behandeling
37
wat zijn de belangrijkste complicaties bij een totale heupprothese?
- diep veneuze trombose - infectie - zenuwletsel (meestal n. ischiadicus -> klapvoet) - luxaties - vaatletsel - ectopische botvorming - aseptische/mechanische loslating
38
wat is de procedure bij infectie bij heupprothese?
- prothese extractie - 2 weken AB IV - 4 weken AB per os - 2-4 weken AB vrij interval - re-implantatie
39
wat is het beleid op de SEH bij verdenking heupfractuur?
afwijkende stand -> exorotatie en verkorting motoriek sensibiliteit pulsaties asdrukpijn actief/passief bewegen
40
wat zie je op het X-bekken bij heupfractuur?
- verlies van collum hoogte - hogere stand van de trochanter minor - verlies van de bogen gevormd door ramus superior en os pubis - dubbel contour bij de femurkoppen
41
wat zijn de kenmerken van dynamische heupschroef (DHS)?
- bij jonge fitte patienten - geeft compressie op de fractuur - juiste hoek is cruciaal
42
wat zijn complicaties van operatieve behandeling heupfractuur?
nabloeding wondinfectie mal-union/non-union delier gevaar immobilisatie: decubitis, pneumonie, DVT, longembolie
43
waar kijk je naar bij LO beoordeling heupproblemen?
looppatroon bekkenstand: beenlengte stand wervelkolom in 3 anatomische vlakken test van Trendelenburg omvangsmeting bovenbeen palpatie functieonderzoek neurologisch rotaties heup in buikligging
44
wat is de test van Trendelenburg?
op 1 been staan en test je de gluteus medius en minimus. kijk of de bekken naar beneden zakken -> hoort niet
45
wat zijn de kenmerken van dysplastische heupontwikkeling?
- abnormale verhouding caput femoris en acetabulum - risicofactoren: stuitligging, torticollis, te weinig vruchtwater
46
wat is de diagnostiek en behandeling van dysplastische heupontwikkeling?
diagnostiek: echografie tot 9 maanden behandeling: Pavlik bandage < 6 maanden, voeten aan schouders vastmaken en heup positioneren Camp spreider: > 1 jaar
47
wat is cogitis fugax?
heupontsteking, eenmalige gebeurtenis
48
wat is M. perthes?
groeistoornis door passagere circulatiestoornis van de femurepifyse ischemie -> necrose -> infarct
49
wat zijn de nadelen van skeletscintigrafie bij osteonecrose?
- sensitiviteit neemt af bij bilaterale osteonecrose - veranderingen zijn niet specifiek voor osteonecrose - het opgenomen farmacon bewijs correleert met geen van de classificatiesystemen
50
wat is het Ficat classificatie systeem bij osteonecrose?
ficat 1: normaal rontgenbeeld ficat 2: sclerose of cysteuze laesies zonder subchondrale fractuur ficat 3: crescent sign (subchondrale collaps) trapje in subchondrale bot ficat 4:artrose met versmalling in de gewrichtsspleet en osteofyten
51
wat zijn voorkeurslocaties voor osteonecrose?
caput femoris, caput humeri, femurcondyl en talus
52
wat zijn de functies van kraakbeen?
- steun aan weke delen - verbindt botten - vormt glijvlak voor gewrichten - vervult essentiele rol bij groei pijpbeenderen
53
welke hormonen beinvloeden de synthese van gesulfateerde glycosaminoglycanen in chondrocyten?
testosteron, groeihormoon en thyroxine
54
wat zijn de gradaties van chondropathie?
graad 1: blaarvorming graad 2: fibrillaties graad 3: scheuren en diepere erosies graad 4: diepe erosies tot op het subchondrale bot