2C1 week 1 Flashcards

1
Q

welke soorten van osteogenese heb je?

A

desmale en chondrale osteogenese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn de kenmerken van desmale osteogenese?

A
  • mesenchymaal bindweefsel
  • directe botvorming -> perichondraal gevormd bot
  • platte botten
  • 2 harde lagen bot met spongieus bot ertussen
  • erin zit rood beenmerg waar bloedcelvorming plaatsvindt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn de kenmerken van chrondrale osteogenese?

A
  • hyalien kraakbeen
  • indirecte botvorming -> enchondraal gevormd
  • pijpbeenderen
  • buis van hard bot met spongiosa aan de uiteinden
  • erin zit vettige mergholte waar geen bloedcelvorming plaatsvindt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn de ontwikkelingsstappen van pijpbeenderen?

A

perichondrium -> gemineraliseerd kraakbeen -> diafysair bloedvat -> distale epifyse -> secundaire botkern van distale epifyse -> sluiting distale epifysairschijf -> gewrichtskraakbeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

vanuit welk deel van het pijpbeen vinden lengtegroei en breedtegroei plaats?

A

lengtegroei: vanuit epifysairschijven
breedtegroei: vanuit periost

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

bot en bindweefsel ontwikkelen zich in reactie op wat voor soort kracht?

A

bot: compressiekrachten
bindweefsel: tractiekrachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn belangrijke principes voor veilig opereren?

A
  • internervous plane: tussen 2 spieren door die door 2 verschillende zenuwen wordt geinnerveerd
  • voorkom zenuwschade en devascularisatie
  • minimaal invasief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn deze begrippen:
fascie
compartimenten
retinaculum
aponeurose
bursa

A

fascie: bindweefsellaag over de spieren heen
compartimenten: ruimte afgesloten door fascie, loopt vaak zenuwen, arterien en venen door
retinaculum: uitlopers van fascie die het gewricht laten bewegen
aponeurose: uitloper van fascie die door veel tractie verdikt is
bursa: met vocht gevuld zakje die tussen een pees en een onderliggende botstructuur ligt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn de functies van botten?

A

bescherming, ondersteuning, beweging, aanhechting spieren en banden, bloedcelaanmaak, schokabsorptie, geluidsoverdracht, calciumopslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe zien corticaal bot en spongieus bot er microscopisch uit?

A

corticaal: cirkelvormige lagen lamina met in het midden bloedvaten
spongieus: complex netwerk van botbalkjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke vormen van collageenvezels zijn er?

A
  • collagene vezels: sterkte en stijfheid (ligament en pezen)
  • elastische vezels: rekbaarheid onder belasting (wand van bloedvaten)
  • reticulaire vezels: steun, volume en vorm (lever, milt, beenmerg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waarom scheuren pezen ‘relatief snel’?

A

de vezels van pezen lopen 1 richting op en kunnen daarom een hoge trekbelasting weerstaan MAAR vanuit 1 richting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

voor wat voor soort krachten zijn platgewrichten geschikt?

A

compressie, geschikt voor grote buigende momenten
ongeschikt voor dwarskrachten en afschuiving, beperkt draaibaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

voor wat voor soort krachten zijn bolgewrichten geschikt?

A

grote dwarskrachten, erg draaibaar
minder geschikt voor buigende momenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

uit wat voor soort cellen bestaat bot?

A

osteocyten, osteoblasten en osteoclasten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe werkt een osteoclast?

A

bindt zich aan het botvlies en scheidt H+-ionen en collagenese uit om een zuur milieu te maken (hydroxyapatiet lost op) verder ook nog proteinases die osteonectine en osteocalcine afbreken

16
Q

hoe werkt de regulatie van botremodelling?

A

calcitonine remt de osteoclast activiteit. PTH bindt aan osteoblasten die IL-6 en IL-11 uitscheiden en osteoclasten activeren en dus botafbraak stimuleren

17
Q

wat zijn de verschillende fasen van fractuurgenezing?

A
  • vorming van hematoom < 12 uur
  • vorming van granulatieweefsel > 48 uur
  • intramembraneuze en enchondrale ossificatie 1-4 weken
  • remodelling > 4 weken
18
Q

wat is morbus Paget?

A

sterk verhoogde botremodelling door stimulatie osteoclasten en daarmee osteoblasten
door paramyxovirus

19
Q

wat zie je wel en niet op een rontgen?

A

wel: botten, hydrops (vrij vocht) mate voor trauma
niet: meeste weke delen, kraakbeen, pezen en ligamenten

20
Q

welke vormen van beeldvorming geven stralingsbelasting?

A

rontgen, fluoroscopie, arthrografie en CT

21
Q

welk contrast gebruiken ze bij beeldvorming?

A

bij CT: jodiumhoudend contrast
bij MRI: gadolinium

22
Q

welke spieren behoren tot de rotator cuff?

A

m. infraspinatus
m. supraspinatus
m. teres minor
m. subscapularis

23
Q

in welke 3 delen kan je de m. deltoideus verdelen?

A

pars clavicularis
pars acromiaca
pars spinalis

24
Q

vind er vaker een breuk plaats in het collum anatomica of het collum chirurgicum van de schouder?

A

collum chirurgicum

25
Q

waar hecht de bicepspees aan?

A

tuberculum supraglenoidale

26
Q

in welke richting luxeert een schouder het vaakst?

A

ventro-caudaal 95%

27
Q

met welke klachten komen mensen met schouderproblemen?

A

pijn
verlies range of motion
krachtsverlies

28
Q

noem de rotator cuff testen en wat je doet?

A
  • painful arc test: abductie beide armen, pijn tussen 60-120 graden -> rotator cuff of subacromiaal
  • internal rotation lag test: arm in endorotatie brengen, arm achter op de rug en kijken of arm daar kan blijven -> m. subscapularis
  • external rotation lag test: 90 graden flexie en arm volledige exorotatie -> m. infraspinatus
  • drop arm test: arm 90 graden abductie en langzaam naar beneden doen -> m. supraspinatus
29
Q

wat zijn de apprehension testen?

A

pijn of angst bij 90 graden abductie of externe rotatie

30
Q

wat zijn TUBS en AMBRI?

A

traumatic unidirectional Bankart and Surgery: posttraumatische luxatie, > 95% anterieur

atraumatic multidirectional bilateral rehabilitation and inferior: wordt niet veroorzaakt door trauma, vaak luxatie naar inferior

31
Q

hoe reponeer je een geluxeerde schouder?

A

chinese tractie: alleen bij anterieure luxatie, patient op buik en gewicht aan arm die de schouder langzaam terugtrekt
klassieke manier hippocrates: voet in okselplooi en aan de arm trekken
elegante manier hippocrates: doek in okselplooi, trekken wanneer je achter de patient staat

32
Q

wat is een Hill-Sachs laesie en een Bankart laesie?

A

Hill-Sachs: corticale depressie in de posterieure kop van de humerus
Bankart: beschadiging labrum glenoidale

33
Q

wat is het thoraric outlet compression syndroom?

A

verzamelnaam van aandoeningen waarbij de vaatzenuwbundel (plexus brachialis, a. subclavia en v. subclavia) bekneld raken. pijn en tintelingen in schouder, nek arm en/of hand en krachtsverlies

34
Q

wat is achondroplasie?

A

dwerggroei, probleem met enchondrale verbening. het kraakbeen is niet goed ontwikkeld waardoor korte lengte. er is geen probleem met de desmale verbening

35
Q

wat is appositionele groei en interstitiele groei van kraakbeen?

A

appositionele: aan het oppervlak van het kraakbeen differentieren perichondriumcellen tot kraakbeencellen
interstitiele: reeds bestaande chondroblasten en chondrocyten vermenigvuldigen zich mitotisch

36
Q

wat is mozaiekplastiek/OATS?

A

operatie waarbij kleine pijpjes kraakbeen met het onderliggende bot vanuit een niet belast deel van de knie wordt getransplanteerd naar het kraakbeendefect in het belaste deel van de knie

37
Q

wat zijn de gradaties van chondropathie?

A

graad 1: blaarvorming
graad 2: fibrillaties
graad 3: scheuren en diepere erosies
graad 4: diepe erosies tot op het subchondrale bot