2.9 De klok Flashcards
1
Q
11:00
A
Het is elf uur.
2
Q
11:05
A
Het is vijf over elf.
3
Q
11:10
A
Het is tien over elf
4
Q
11:15
A
Het is kwart over elf
5
Q
11:20
A
Het is tien voor half twaalf.
Het is twintig over elf
6
Q
11:25
A
Het is vijf voor half twaalf
7
Q
11:30
A
Het is half twaalf
8
Q
11:35
A
Het is vijf over half twaalf
9
Q
11:40
A
Het is tien over half twaalf.
Het is twintig voor twalf
10
Q
11:50
A
Het is tien voor twalf
11
Q
11:55
A
Het is vijf voor twallf
12
Q
one hour
A
een uur
13
Q
half an hour
A
een halfuur
14
Q
quarter hour
A
een kwartier
15
Q
a minute
A
een minuut