2.11 Maanden en seizoenen Flashcards
1
Q
january
A
januari
2
Q
february
A
februari
3
Q
march
A
maart
4
Q
april
A
april
5
Q
may
A
mei
6
Q
june
A
juni
7
Q
july
A
juli
8
Q
august
A
augustus
9
Q
september
A
september
10
Q
october
A
oktober
11
Q
november
A
november
12
Q
december
A
december
13
Q
seizoenen
A
seasons
14
Q
winter
A
de winter
15
Q
summer
A
de zomer