21-23. Gebruik van lichten, Gebruik van lichten tijdens stilstaan, Gebruik van signalen Flashcards

1
Q

Wanneer moet je dimlicht voeren?

A

Bij dag: als het zicht ernstig wordt belemmerd

Bij nacht: altijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat wordt verstaan onder dag?

A

De periode tussen zonsopgang en zonsondergang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer en waar is het voeren van groot licht in plaats van dimlicht toegestaan?

A

Altijd en overal, behalve:

  • bij dag
  • bij het tegenkomen van andere weggebruikers
  • bij het op korte afstand volgen van een ander voertuig

Dat wil niet zeggen dat groot licht de voorkeur geniet; gebruik alleen als de wegsituatie niet goed te overzien is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer is het veiliger om bij dag dimlicht te voeren (7 items)?

A
  • tijdens ochtendnevel
  • in tunnels
  • bij laagstaande zon
  • tijdens de schemering
  • op een zonnige dag met een nat wegdek
  • bij onoverzichtelijke situaties
  • ’s zomers op schaduwrijke plaatsen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Mag je stadslicht alleen voeren?

A

Nee, dit mag alleen in combinatie met groot licht of met dimlicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer mag het mistachterlicht branden?

A

Uitsluitend wanneer het zicht door mist of sneeuwval wordt beperkt tot een afstand van minder dan 50 m.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer mag het mistlicht aan de voorzijde branden?

A

Bij mist, sneeuwval of regen die het zicht ernstig belemmert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Mag het mistachterlicht tijdens regenval branden?

A

Nee, alleen bij mist of sneeuwval die het zicht beperkt tot < 50 m.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Voor welke auto’s zijn markeringslichten verplicht?

A

Auto’s breder dan 2,10 m

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar worden markeringslichten aangebracht?

A
  • op het breedste punt van het voertuig en

- zo hoog mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Moet je tijdens de schemering dimlicht voeren?

A

Nee, want het is nog dag. Het is echter veiliger om het wel te doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer moet je welke lichten voeren als je buiten de bebouwde kom stilstaat op de rijbaan of op langs autosnelwegen en autowegen gelegen parkeerstroken, parkeerhavens, vluchtstroken en vluchthavens?

A

Wanneer:

  • Bij dag: als het zicht ernstig wordt belemmerd
  • Bij nacht: altijd

Welke lichten: van voren stadslicht en van achter achterlicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In welke omstandigheden mag je alleen stadslicht van voren voeren?

A

Bij stilstaan buiten de bebouwde kom op de rijbaan of op een langs een autoweg of autosnelweg gelegen parkeerstrook/parkeerhaven/vluchtstrook/vluchthaven.

Aanhangwagens breder dan 1,60 m moeten dan aan de voorzijde ook twee stadslichten gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Moet je bij stilstaan binnen de bebouwde kom verlichting gebruiken?

A

Nee, want er is meestal voldoende straatverlichting. Mocht dit toch niet het geval zijn, gebruik dan toch het stadslicht of parkeerlicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gelden de regels voor verlichting bij stilstaan buiten de bebouwde kom ook voor motorvoertuigen op twee wielen?

A

Nee. Deze hoeven geen lichten te voeren bij stilstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ben je verplicht om een gevarendriehoek te plaatsen als je met pech langs de weg komt te staan?

A

Nee, mits je wel waarschuwingsknipperlichten gebruikt.

17
Q

Zijn motorvoertuigen van politie, brandweer en spoedeisende medische dienstverlening altijd voorrangsvoertuigen?

A

Nee, enkel wanneer zij blauwe zwaai-, flits-, en/of knipperlichten en een tweetonige hoorn voeren.

18
Q

Is een ambulance die geel of groen zwaai- of knipperlicht gebruikt een voorrangsvoertuig?

A

Nee, dat is alleen het geval als het licht blauw is.

Gele en groenen lichten worden gebruikt bij werkzaameden aan de weg (inclusief hulpverleningsdiensten).

19
Q

Je nadert een tegenligger die met groot licht rijdt. Mag je met je groot licht een lichtsignaal geven?

A

Ja, want er dreigt gevaar.

20
Q

Waaraan is een voorrangvoertuig herkenbaar?

A

Blauwe zwaai-, flits- en/of knipperlichten
EN
tweetonige hoorn.